A.M. Verschooropinie, wetenschap, 1 december 1998

De persoonlijke moed van hulpverleners

Op 2 oktober 1997 nam dr. Anton Verschoor afscheid van het VU-genderteam. Tijdens zijn afscheidsrede stond hij stil bij de periode van bijna dertig jaar dat hij als psycholoog betrokken was bij de hulpverle-ning aan transseksuele mensen. Door zijn inzet voor de kwaliteit van de hulpverlening en de diagnostiek leverde hij een bijdrage aan de positieve beeld-vor-ming rond transseksualiteit. De laatste tijd vragen cliënten steeds vaker om een gedeelte-lijke aanpassing van het lichaam, in plaats van een 'complete' geslachtstransformatie. De meningen hierover zijn, zowel bij het algemene publiek als bij de betrokken hulpverleners, zeer verschillend. In het pleidooi van Anton Verschoor staan persoonlijke moed en vooruitgang centraal.

Het je man of vrouw voelen noemt men in de literatuur de gender-identiteit. Bij al diegenen bij wie er geen tegenstrijdigheid is tussen hun gevoel van man- of vrouw-zijn enerzijds en hun lichamelijke geslachtsontwikkeling anderzijds, is hun mannelijkheid/vrouwelijkheid zo vanzelfsprekend, dat zij nauwelijks een zinnig antwoord kunnen geven op de vraag: waarom voel jij je een man of waarom voel jij je een vrouw?
Echter, niet bij iedereen is dit vanzelfsprekend. Vanuit de geschiedenis en ook bij andere culturen dan de Westerse kennen wij vele voorbeelden van mensen die zich in meerdere of mindere mate anders voelen. Zij voelen zich vrouw terwijl hun lichaam mannelijk is, of man terwijl hun lichaam vrouwelijk is. Dit verschijnsel wordt genderdysforie genoemd. Dysforie geeft aan dat deze mensen lijden aan het innerlijk conflict tussen hun seksegevoel en hun lichamelijke sekse (transseksualiteit) of tussen hun seksegevoel en seksegedrag (bijvoorbeeld bij travestie).

Gestoorde gekken
In onze Westerse maatschappij, maar ook in vele andere culturen, bestaat een scherpe scheiding tussen mannelijk en vrouwelijk, tussen de echte mannen en de echte vrouwen. Mensen die zich niet aan het opgelegde patroon voor hun sekse houden, lopen de kans voor viezerikken of ernstige psychiatrische patienten te worden gehouden. Deze opvatting heerst niet alleen bij Jan Publiek, maar ook bij medische en psychologische specialisten. In 1965 formuleerde de Eerste Commissie van de Gezondheidsraad het als volgt: "In de zware gevallen bestaat een diep verankerde waan betreffende dit behoren tot het andere geslacht. Het zijn voornamelijk deze ernstige gestoorden die de artsen tot operatieve ingrepen hebben gebracht." Een andere aanduiding uit hetzelfde rapport: "de homoseksuele patiënt die zijn perversie wil verbergen achter de stelling tot het andere geslacht te behoren."
Kortom, ernstig gestoorde gekken, rijp voor de psychiater en de kliniek.

Gezonde mensen met een handicap
Inmiddels is in deze situatie een aanzienlijke verbetering gekomen. De geslachtsaanpassende behandeling is geaccepteerd, de noodzakelijke medische ingrepen worden betaald door het ziekenfonds en de wet maakt het mogelijk om naam en sekse te wijzigen op de geboorte-akte. Transseksualiteit wordt door steeds meer mensen gezien als een (al dan niet aangeboren) handicap bij over het algemeen geestelijk gezonde mensen, die niet anders verholpen kan worden dan door een lichamelijke aanpassing.
Betekent deze ontwikkeling dat we inmiddels precies weten wat transseksualiteit is en hoe het ontstaat?
Het antwoord is ontkennend: we weten het zelfs niet bij benadering. Veel theorieën gaan uit van een ontwikkelingsstoring in de kinderjaren, maar wetenschappelijk onderzoek heeft dit nooit kunnen bevestigen. Andere onderzoekers menen dat er in een zeer vroeg ontwikkelingsstadium van het centrale zenuwstelsel (met name van de hersenen) iets is misgelopen, waardoor een seksegevoel ontstaat dat niet past bij de lichamelijke kenmerken.
Wetenschappelijke zekerheid is er niet. Toch heeft dit niet geleid tot een weigering om transseksuelen te behandelen. Dit ondanks het feit dat lichamelijke aanpassingen ingrijpend en onherroepelijk zijn.
De keuze om transseksuelen een medische behandeling te bieden is een juiste keuze gebleken: uit omvangrijk en herhaald uitgevoerd follow-up onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van de behandelde transseksuelen zich nadien veel gelukkiger voelt. Dit geldt ook voor degenen die maatschappelijke tegenwerking blijven ondervinden.

Alleen een hormoonbehandeling
Is de wens tot een zo volledig mogelijke medische aanpassing van het lichaam altijd aanwezig?
In de bijna 30 jaar dat ik transseksuelen en travestie-mensen heb behandeld, heb ik gemerkt dat dit lang niet altijd het geval is. Er zijn regelmatig cliënten geweest die bijvoorbeeld alleen een borst-operatie wilden (bij vrouwen de wens hun borsten te laten amputeren, bij mannen om ze op te hogen), of alleen een hormoonbehandeling en geen operatieve ingrepen.
Zijn dit dan de gekken of gestoorden die afgevoerd moeten worden naar de psychiater of psychotherapeut?
Voorop gesteld, er zijn altijd mensen - ook binnen de groep met een volledige transformatie-wens - bij wie uit het diagnostisch onderzoek blijkt dat er zo veel psychische problemen zijn, dat ingrijpen vooralsnog niet verantwoord is. Maar de vraag is hier of de wens tot een gedeeltelijke aanpassing als zodanig ziekelijk zou zijn, of een teken dat er andere problemen zijn die zich op deze wijze uiten. Oftewel: zijn de mensen die helemaal van geslacht willen veranderen in principe gezond, en de mensen die een gedeeltelijke aanpassing willen in principe ziek?

Tegen de verdrukking in
Wie in de medische en psychologische hulpverlening werkzaam is, pretendeert dit te doen op grond van wetenschappelijk gefundeerde kennis. Er moet aangetoond zijn dat de medicijnen helpen, dat de therapie een gunstig effect heeft, dat diagnostische hulpmiddelen (zoals vragenlijsten en testen) betrouwbaar en valide zijn. Nu is het probleem dat men dit in veel gevallen niet vooraf kan aantonen. Het effect van een diagnostisch of therapeutisch middel zal dan in de praktijk onderzocht moeten worden. Zo is dit ook bij de behandeling van transseksuelen gegaan. Tegen de verdrukking in zijn een aantal artsen en psychologen gaan behandelen en opereren. Pas jaren later kon het positief therapeutisch effect worden aangetoond. En zelfs toen was de elite van de medische stand nog steeds tegen de behandeling, werden juridische obstakels opgeworpen en werden de betreffende hulpverleners tegengewerkt en zwart gemaakt.

Voorstel
Persoonlijke moed om de klacht van cliënten serieus te nemen was eind jaren zestig bij een groep hulpverleners aanwezig. Nu we geconfronteerd worden met de wens tot een gedeeltelijke behandeling, is die moed opnieuw nodig.
Ik wil dezelfde opstelling propageren als die in 1977 door de Tweede Commissie van de Gezondheidsraad is gekozen. Zij adviseerde toen positief ten aanzien van de geslachtsaanpassende behandeling, maar stelde daarbij als voorwaarde dat een uitgebreid evaluatieonderzoek zou volgen.
Mijn voorstel is een beperkt aantal cliënten die een gedeeltelijke aanpassing wensen, te behandelen. Net als bij transseksuelen gebruikelijk is, dient ook bij deze groep een zorgvuldige procedure te worden gevolgd en een uitgebreide evaluatie te worden uitgevoerd. De vraag of de behandeling een positief therapeutisch effect heeft gehad, moet in die evaluatie centraal staan.
Alleen langs deze weg kan de medische kennis en zorg vooruitgang boeken. Wanneer men die weg links laat liggen, zal er slechts stilstand zijn.


<