Anne Leverrecensies, 1 december 1998

Orlanda doet verlangen naar Orlando

Als ik jou, o schuchtere ziel, eens dit meisjeslichaam liet

Sommigen dromen ervan om te veranderen van leefwereld door in het lichaam van een ander te kruipen. In het geval van Aline Berger komt deze droom plotseling op: ze wacht in Parijs op de trein en leest Orlando van Virginia Woolf. Ze kijkt naar de jongen die tegenover haar zit. Het onmogelijke gebeurt: een deel van haarzelf, haar mannelijke kant, verhuist van haar lichaam naar dat van de jongen. De Franstalige Belg Jacqueline Harpman laat in haar boek zien wat de gevolgen zijn. Een boek dat intrigeert, maar dat de recensent deed terugverlangen naar het boek van Virginia Woolf.

 

Het verhaal begint hoopvol. De vijfendertigjarige Aline Berger zit in Parijs in een Brasserie tegenover het Gare du Nord te wachten op de trein die haar terug zal brengen naar Brussel. Ze is docente letterkunde en leest Orlando van Virginia Woolf ter voorbereiding van een college. Het boek verveelt haar, maar het thema - een hoofdpersoon die opgroeit als jongen maar zomaar verandert in een vrouw - intrigeert haar. Ze vraagt zich af wat er zou gebeuren als zijzelf van geslacht veranderde.

In een jongen kruipen
De jongen in haar spreekt: 'Als ik jou, o schuchtere ziel, eens dit meisjeslichaam liet en in een jongen kroop'. Tegenover haar zit een jongen van een jaar of twintig. Ze zou het wel wat vinden. En ze bedenkt dat ze ook dan van mannen zou houden: 'Misschien heb ik wel altijd als homoseksueel van mannen gehouden, maar dan uiteraard als een homoseksueel die zich schaamt voor zijn geaardheid en er niet aan wil toegeven, en heb ik me vermomd - als travestiet geleefd? - heb ik dat rare lichaam aangetrokken waarin ik me nooit heb thuisgevoeld.'
Al in deze eerste passages grijpt de schrijfster - ze blijkt niet voor niets psychoanalytica te zijn - aan de noodrem: ho ho, man en vrouw zijn zeer verschillende entiteiten! De man in Aline filosofeert over de tweedeling: '(...) we zijn allemaal gebonden aan een onwrikbaar vaststaande identiteit waardoor we even ver van elkaar verwijderd zijn als melkwegstelsels en die maakt dat we ons op elkaar storten in een poging nieuwsgierigheid af te kopen met genot. Nooit is een vrouw man geweest, nooit een man vrouw. Beide geslachten bezitten een eigen wijsheid die ze voor zichzelf houden en die stompzinnige operaties die worden uitgevoerd zijn een wassen neus, een vermomming die de geest onaangetast laat, ze trekken het lichaam een ander jasje aan en doden de begeerte. Maar je intrek nemen in een ongeschonden lichaam! Met drie passen een andere wereld binnenstappen! Ik is een ander, een man? Ik is duizend anderen en waarom zou ik die ik die me de keel uithangt niet kunnen verlaten?'
Zo, de transseksuelen zijn nu wel even weggezet.

Lusten, geen gedachten

In de Parijse Brasserie verlaat het mannelijke deel van Aline haar lichaam en treedt binnen in Lucien, wiens bewustzijn zich braaf laat wegdrukken. Dus is er nu een mannelijke Aline in het lichaam van Lucien en een vrouwelijke die achterblijft. Als een hommage aan Virginia Woolf noemt Harpman de man die Lucien heeft verdrongen Orlanda. Dat in Orlanda een 'echte man' huist, wordt meteen duidelijk: hij gaat - het lijkt Harpmans visie op de man te zijn - vooral achter zijn lust aan. Al in de trein naar Brussel is Orlanda aan het cruisen. Ook verder weet hij meestal precies wat hij wil, overigens zonder veel na te denken.
En Aline? Wat doet zij zonder haar mannelijke kanten? Merkwaardig genoeg merkt ze niet eens dat een deel van haar zich heeft afgesplitst en functioneert ze ongeveer door zoals ze gewend was. Orlanda ziet dit, als ze elkaar ontmoeten, ook en vraagt zich af: ze verliest haar ene helft en voelt het niet eens? De lezer denkt: mogelijk kan Aline gewoon doorgaan omdat ze haar mannelijke kanten altijd heeft onderdrukt.

Achter de wederhelft aandraven

Het duurt niet lang of Orlanda zoekt Aline op - ze wonen beiden in Brussel. Ze praten met elkaar over literatuur, bijvoorbeeld over A la recherche du Temps perdu van Proust, dat Aline ook al voor haar werk bestudeert. Aline is verward over Orlanda: hij weet zo veel over, en hij lijkt zo op haar. De ontmoetingen rijgen zich aaneen. En Orlanda - de inititiefnemer, de zorgeloze - bekijkt Aline's verwarring met een zeker plezier, met ironie. Het leidt tot komische scenes, die helaas veelvuldig door de auteur worden becommentarieerd. Harpman heeft kennelijk gedacht - ook hier de analogie met Virginia Woolf - dat het leuk zou zijn als zij steeds in het verhaal inbreekt om zich er als schrijver mee te bemoeien.

Na verloop van tijd beginnen de ontmoetingen tussen Aline en Orlanda op te vallen. Aline verzint daarom dat Lucien/Orlanda een nooit eerder ontdekte halfbroer is, waardoor ze voor buren en bekenden niet overspelig lijkt naar haar man. Orlando besluit haar te confronteren met het gegeven 'dat hij haar is'; hij vertelt dingen over haar die niemand kan weten. Aline moet Orlanda's absurde verhaal wel geloven.
Steeds slechter kunnen ze buiten elkaar. Ze krijgen allerlei kwaaltjes (suizingen, concentratieproblemen, grote onrust) die alleen overgaan als ze elkaar zien. Als Aline's man op reis is slapen ze zelfs samen, als broer en zus. 'Had de verlegen, welopgevoede Aline niet moeten stamelen en blozen? Waarschijnlijk ben ik (Harpman, el) de enige die het kan begrijpen: het kwam doordat ze bij elkaar waren...'
Terwijl Aline zich voortdurend bezighoudt met de vraag wat haar toch bezielt, zoekt Orlanda Aline op zonder plan. 'Kun je zo weinig besef hebben van je eigen drijfveren?... Als androgyne wezens, door de toorn van de jaloerse goden in tweeën gekliefd, draven we achter onze verloren wederhelft aan, proberen we de oorspronkelijke eenheid te hervinden... Nu ze van elkaar gescheiden zijn, kwijnen Aline en Orlanda weg en zoeken elkaar op, toen ze één waren, haatten ze elkaar...'

Aline bestudeert nog steeds de roman van Woolf. Op een gegeven moment 'ontdekt' ze dat Orlando 'natuurlijk' nooit een jongen is geweest, dat het één grote allegorie is van Virginia's eigen leven voor en na de puberteit.

Uiteindelijk moeten Aline en Orlanda een drastische stap zetten, want een leven zonder elkaar is niet langer mogelijk. 'Je moet terugkomen... in mij', zegt Aline. Orlanda is woedend. 'Terugkomen?... Je bent niet goed snik. Nooit van mijn leven! ... Je zou me weer in je ondergrondse krochten opsluiten...'. En dan... is er gerechtigheid! Op het beslissende moment stelt Aline, de vrouw dus, een daad. Het zou - voor degenen die de roman willen lezen - een beetje jammer zijn om te verklappen wat de daad behelst, dus dat zal ik dan ook maar niet doen.

Schrijver of psychoanalytica

Na lezing heb ik het boek een paar weken niet meer ingekeken. Wat een raar boek! Het is een intrigerend thema. En Jacqueline Harpman kan schrijven. Er staan prachtige zinnen in en ook zijn de beelden helder en fantasierijk. Alleen: was ze maar geen psychoanalytica geweest, had ze maar niet de irritante gewoonte gehad om om de haverklap in het verhaal te interveniëren met haar ironiserende commentaartjes, en had ze maar niet die domme opmerkingen over verminkende operaties gemaakt.

Het boek zet aan tot denken. Zo spiegelde ik het aan mijn eigen ideeën, maar ik ergerde me ook over zowel de vorm als de inhoud.
Het aardigste resultaat van het lezen van dit boek is echter, dat ik de roman Orlando van Virginia Woolf (uit 1928) weer uit de boekenkast heb gepakt. Conclusie: als ik tussen de twee boeken moest kiezen, dan aarzelde ik geen moment. Aline verveelde zich met Woolfs roman maar niet met het thema. Voor mij geldt dat niet: ik vermaak me en het thema intrigeert. Wat Aline voelde bij Orlando, is voor mij eerder van toepassing op Harpmans Orlanda.


Jacqueline Harpman: Orlanda (Nederlandse vert. Eveline van Hemert).
Uitg. THOTH, Bussum. 251 Blz. Fl 36,50.



Virginia Woolf: Orlando - een fragment

'Het trompetgeschal verklonk en Orlando stond spiernaakt naast zijn bed. Sedert het begin van de wereld had niemand er zo bekoorlijk uitgezien. Zijn gestalte vormde een harmonieus geheel van manlijke kracht en vrouwelijke gratie. Terwijl hij daar zo stond hielden de zilveren trompetten hun laatste noot aan, als konden deze het lieflijke tafereel dat hun geschal had opgeroepen slechts node verlaten; en Vrouwe Kuisheid, reinheid en Ingetogenheid, natuurlijk door Vrouwe Nieuwsgierigheid hiertoe aangezet, keken om een hoekje van de deur en wierpen een kledingstuk, dat zeer op een handdoek geleek, naar de naakte gestalte, doch helaas bleef dit enkele duimen van het doel liggen. Orlando bekeek zich van top tot teen in een kleedspiegel zonder hierbij maar een spoor van ontsteltenis te vertonen en verdween daarop, vermoedelijk naar de badkamer.
Wij kunnen deze onderbreking van dit relaas benutten om hier enkele feiten vast te stellen. Orlando was een vrouw geworden - dat valt niet te ontkennen. Doch in ieder ander opzicht was hij dezelfde gebleven. Deze geslachtsverandering wijzigde weliswaar de hem en haar beschoren toekomst maar in geen enkel opzicht hun beider identiteit. De twee gezichten waren, zoals de schilderijen uitwijzen, vrijwel aan elkaar gelijk. In zijn herinnering - doch voortaan moeten wij, zoals de conventie dit voorschrijft, wel 'haar' zeggen in plaats van 'zijn' en 'zij' in plaats van 'hij' - (...)
Velen (...) die menen dat een geslachtsverandering tegen de natuur indruist, hebben zich veel moeite getroost te bewijzen dat (1) Orlando altijd een vrouw was geweest, (2) dat Orlando op dat tijdstip nog steeds een man was. Wij laten het aan de psychologen en biologen over een nadere uitspraak in dezen te doen. Wij beperken ons slechts tot het vaststellen van het simpele feit: Orlando was tot zijn dertigste een man; toen werd hij een vrouw en is dat sedertdien gebleven.'

Uit: Orlando, Virginia Woolf (Ned. vertaling Gerardine Franken.)
Uitg. De Bezige Bij, 1987.