MariĆ«tte Hermansachtergrond, recensies, 19 maart 2007

Verkleed als jongen trotseren meiden stadionverbod

Buitenspel

Op zondag 18 maart ontving de Iraanse filmmaker Jafar Panahi de Hivos Cinema Unlimited Award voor zijn hele oeuvre. De filmmaker was eregast op het negende Amnesty International Filmfestival, waar ook zijn laatste film Offside werd getoond. Een film over voetbalgekke meiden in een land waar vrouwen het stadion niet inkomen.

Offside is, zoals de maker Panahi zelf zegt, zijn eerste vrolijke film over Iran. Hij maakte er vele, waaronder The White Balloon (1995) en The Circle (2000). Offside, letterlijk: buitenspel, speelt tijdens de kwalificatiewedstrijd voor het WK voetbal in 2006, Iran tegen Bahrein. Een aantal meiden proberen als jongens verkleed het stadion binnen te komen. Ze zijn zo gek van voetbal dat ze het stadionverbod voor vrouwen trotseren. Ze dragen petten, vlaggen, wijde bloezen en hebben hun gezicht geschminkt in de kleuren van de vlag. Maar ze redden het niet allemaal. Sommigen worden ontmaskerd of tijdens het fouilleren eruit gepikt en meegenomen door militairen. Tijdens de wedstrijd worden ze net buiten het zicht op het veld vastgehouden. Frustrerend, als je echt van voetbal houdt. Langzaam groeit er echter iets tussen hen en twee van hun bewakers. De ene militair is idolaat van voetbal. Als hij merkt dat de meiden er echt verstand van hebben, gaat hij de westrijd voor hen verslaan. De andere militair heeft niks met voetbal, is vanaf het platteland naar de stad gekomen voor zijn dienstplicht en is alleen maar bang voor straf van zijn baas. Hij snapt niks van de jonge vrouwen, die er zoveel voor over hebben om een dom spel te volgen. Hij schreeuwt tegen ze en verdedigt de Iraanse regels dat vrouwen nou eenmaal niet in een voetbalstadion thuishoren.

offside foto

One of the boys
De film is grappig omdat de meiden vragen blijven stellen, waar de mannen eigenlijk geen goed antwoord op hebben. Waarom mogen vrouwen het stadion niet in? Het antwoord: omdat ze dan naast vreemde mannen moeten zitten. ‘Maar in de bioscoop zitten mannen en vrouwen toch ook naast elkaar? En daar is het donker!’ De logica: in het stadion wordt veel meer gevloekt dan in de bioscoop.
De meiden zijn ontwapenend in hun liefde voor het spel. Ze doen er vanalles aan om de wedstrijd te kunnen volgen. Een van de meiden speelt dat ze nodig moet plassen en krijgt een bewaker uiteindelijk zover dat hij meegaat naar de wc. Omdat er geen vrouwen in het stadion mogen, zijn er geen damestoiletten. De bewaker probeert alle mannen uit de wc’s te houden terwijl de jonge vrouw plast. In de commotie weet ze echter te ontsnappen naar de tribune.
Alle meiden die gevangen gehouden worden, hebben hun best gedaan om er zo jongensachtig mogelijk uit te zien. Een van hen is wel erg stoer. Als zij gebracht wordt, vraagt de commandant: is dat een vrouw? Z/hij antwoordt iets in de trand van: wat je maar wilt. Als haar mede-gevangene vraagt of ze naar de wc mag en dreigt dat ze ter plekke haar broek uit doet, geeft dit personage aan dat ze dat geen slecht idee vindt. Ze stelt zich naar de bewakers op als one of the boys, zowel in voetbal-kennis, als wanneer het op vechten aankomt. Een transgender en/of lesbische knipoog?
Even later wordt er nog een jonge vrouw gebracht: in uniform! Ze ziet er geweldig uit in hetzelfde pak als de militairen. De meiden halen haar bewonderend binnen. Ze was tussen de militairen in de vip-loge gaan zitten, maar had de fout gemaakt om op de stoel van de commandant te gaan zitten. Euforisch vertelt ze over de wedstrijd: ‘Ik zat praktisch op het veld!’

Zilveren Beer
Panahi kaart in Offside de positie van vrouwen in Iran aan en speelt tegelijk met gender. Niet alleen hun kleding maar ook de houding van de meiden, en de insiders-grappen maken het een interessante film. Het zijn dappere keuzen voor een cineast in een land waar je voor 90% van je tijd met vergunningen rondom een film bezig bent, en maar 10% van je tijd aan de film zelf kan besteden.
Na afloop van de vertoning van de film tijdens het filmfestival in Amsterdam vertelt Panahi over het maken van de film. Alle filmscripts in Iran moeten langs de censuur. Toestemming om te draaien krijg je pas nadat je de opgedragen veranderingen in het script hebt aangebracht. Voor deze film diende hij een ander script in, met een andere regisseur. Dat gaf hem wat ruimte om te filmen. De film is in Iran maar een keer voor publiek vertoont, want ook daar zijn vergunningen voor nodig. ‘Maar’, zo vertelt Panahi, ‘er zijn duizenden illegale kopieën verkocht op de zwarte markt.’ Het feit dat hij veel buitenlandse prijzen wint en zijn films op veel festivals buiten Iran worden vertoond, geeft hem enige bescherming, ook in Iran. ‘In Iran worden alle intellectuelen geïsoleerd. Over het feit dat ik een Zilveren Beer heb gewonnen in Berlijn, zullen ze in Iran zeggen dat dit betekent dat ik anti-Iraanse films maak.’ Op de vraag of zijn films ook in Iran zijn opgenomen, antwoordt hij heel beslist: ‘Al mijn films gaan over Iran en zijn gedraaid in Iran.’


Werk van Jafar Panahi (Iran, 1960)
1988: Yarali bashlar (The Wounded Heads)
1991: Kish
1992: Doust (The Friend)
1992: Akharin emtehan
1995: Badkonake sefid (The White Balloon)
1997: Ardekoul
1997: Ayneh (The Mirror)
2000: Dayereh (The Circle)
2003: Talaye sorkh (Crimson Gold)