Transseksualiteit een psychiatrische stoornis?

A Campo Revisited: de meningen op een rijtje

"Door het toedienen van bepaalde hormonen krijgen jongeren meer tijd om te beslissen of ze inderdaad een geslachtsveranderende operatie willen aangaan. De strijd tegen baardgroei en een zware stem, of tegen het ontstaan van borsten, kan nog even worden uitgesteld." Peggy Cohen-Kettenis vertelt elders in het Continuüm over de behandeling van genderdysfore jongeren. Het Genderteam in het VU Medisch Centrum in Amsterdam is de eerste kliniek ter wereld die deze behandelingen toepast. Door er zo trots over te vertellen, reageert Cohen-Kettenis en passant nogmaals op psychiater Joost à Campo en zijn kritiek. Maar hoe zat het ook al weer met À Campo?

Joost à Campo, psychiater werkzaam voor drugsverslaafden, werd al in januari 2002 in NRC Handelsblad aangehaald. Vorige zomer liet hij zich in een interview in het vakblad Psy opnieuw bezorgd uit over vroege hormoonbehandeling bij kinderen. Hij concludeert in zijn eigen onderzoek dat de wens tot lichamelijke veranderingen vaak onderdeel is van een psychiatrische stoornis. Allerlei soorten veranderingen noemt hij hierbij: borstvergrotingen, tatoeages, kapsels. En ook de wens om van geslacht te veranderen kan volgens hem een indicatie zijn voor psychose of schizofrenie. Psychiatrische stoornissen komen vaak pas na de puberteit aan het licht. Daarom moet men niet te vroeg met hormoonbehandelingen beginnen, aldus À Campo. Als voorbeeld noemde À Campo een psychotische jongen die behandeld was door het genderteam. "Vanaf het eerste consult kwam deze patiënt in aanmerking voor een hormoonbehandeling en uiteindelijk stond hij op de nominatie om geopereerd te worden. Dat dat niet is gebeurd, is te danken aan zijn drugsverslaving. Hij kwam zijn afspraken niet na. Deze patiënt leidt aan schizofrenie. Later zag hij zijn wens tot geslachtsverandering als een dwaling." (Psy, nr. 7 2003, p. 27).

Kort gezegd zou men volgens À Campo moeten afzien van hormoonbehandeling aan minderjarigen: het is immers onomkeerbaar en de gevolgen op lange termijn zijn onbekend. Ook zouden psychiaters onderdeel moeten uitmaken van de genderteams in Nederland. Zij zouden moeten onderzoeken of de persoon daadwerkelijk transseksueel is of eerder psychotisch of schizofreen. Bovendien zou À Campo transseksualiteit in de diagnostisering opnieuw willen koppelen aan de psychiatrie, een verband dat in de meest recente DSM, een veelgebruikt diagnostisch handboek, helemaal is losgelaten.

Suggestieve kop

Het interview werd deels overgenomen in dagblad Trouw onder de suggestieve kop: "Wens sekse-verandering vaak waanidee", en lokte veel reacties uit. Uiteraard reageerde het Genderteam. Zij bestreden dat transseksualiteit als regel een (eerste) uiting van een psychose is. Dat dit niet het geval is, blijkt uit verschillende onderzoeken onder transseksuelen, onder meer mensen die vanaf hun zestiende jaar aan een hormoonbehandeling zijn begonnen. Het percentage mensen bij wie transseksualiteit een voorbode voor psychose is, blijkt klein. Een geslachtsverandering draagt er juist aan bij dat mensen zich gelukkiger voelen, aldus het Genderteam. Bovendien weet het team uit ervaring dat in het algemeen geldt: hoe jonger mensen geholpen worden, hoe beter ze functioneren.
Daarnaast verwijt het Genderteam À Campo dat hij niet goed begrijpt wat transseksualiteit is en daardoor meewerkt aan de hype die het vaak vormt in de media: "Voor de meeste mensen (en dat geldt ook voor psychologen en psychiaters) is de zelfervaring van de transseksueel tot het andere geslacht te behoren en het daarmee gepaard gaande lijden oninvoelbaar. De behandeling van transseksuelen doet dan ook regelmatig stof opwaaien, zowel in medische vakpublicaties alsook de meer algemene media."

Intensief gevolgd

Petra Klene, coördinator van de Werkgroep Transeksualiteit en Genderdysforie van de Vereniging Humanitas reageerde ook in de krant. Zij kaartte aan dat À Campo transseksualiteit opnieuw associeerde met de psychiatrie, een stigma dat veel transseksuele mensen jarenlang achtervolgd heeft. Verder verdedigt Klene het Genderteam en haar behandelingen: "Dat in Nederland pubers vanaf twaalf jaar behandeld kunnen worden met hormonen die de puberteit remmen is inderdaad uniek. Deze kinderen zijn beslist nog niet transseksueel, zoals À Campo doet voorkomen, maar ze hebben wel zeer grote problemen met genderdysforie. Uiteraard beslissen de kinderen zelf als ze daar de leeftijd voor hebben of ze wel of niet een geslachtsaanpassende behandeling willen ingaan." (Trouw, 6 juni 2003).

Sonja Raaymakers, Patricia de Jong en Arianne van der Ven, die schrijven namens de Landelijke Kontaktgroep Travestie & Transseksualiteit, verdedigen eveneens de werkwijze van het Genderteam en vallen bovendien de krant aan: "Het screenen van transseksuelen gebeurt intenser dan bij elke andere behandeling in de gezondheidszorg. De cliënt wordt voor de genoemde operatieve ingrepen tenminste anderhalf jaar intensief gevolgd. De adolescenten die onder behandeling zijn worden veelal nog veel langer gevolgd. Definitieve ingrepen worden altijd pas na het 18de levensjaar uitgevoerd. Het komt ons onbegrijpelijk voor dat Trouw het jarenlange diagnostische screenen van adolescenten laat kwalificeren als 'medisch experiment'." (Trouw, 6 juni 2003).

Streng

Er is dus veel kritiek op À Campo vanuit de hoek van hulpverleners en behandelaars van transseksuelen. Zij stellen dat er niets schort aan de begeleiding van jongeren bij het Genderteam: sterker nog, die begeleiding is zeer intensief. Bovendien is de psychiatrisering van transseksualiteit het laatste waar mensen op zitten te wachten, net nu de behandeling van genderdysfore volwassenen en jongeren juist steeds minder wordt gemedicaliseerd.
Petra Klene keerde in haar reactie daarom ook oorzaak en gevolg om. Niet zozeer komt transseksualiteit voort uit psychose, eerder ontwikkelen transseksuele mensen psychiatrische klachten omdat zij niet erkend worden in hun wens naar geslachtsverandering. De strenge manier waarop de maatschappij is ingedeeld in mannen enerzijds en vrouwen anderzijds is daar oorzaak van, aldus Klene: "Grofweg gesteld: transseksuele mensen worden juist psychisch ziek door het onvermogen van de samenleving anders te denken dan in starre man- of vrouwbeelden." (Trouw, 6 juni 2003)

Ook het Genderteam zelf kon jarenlang lastig buiten die starre beelden omdenken. Dat had onder meer te maken met de vergoeding van verzekeringsmaatschappijen en met de medische inspectie. De behandeling van transseksuelen kon voorheen alleen vergoed worden wanneer men all the way ging. Maar ook de buitenwereld speelde daarbij een rol. Voorganger van Cohen-Kettenis, Louis Gooren, zei in 1999 daarover: "De kritiek dat er nog te weinig wordt gedaan voor transgenderisten, deel ik wel. Maar deze kritiek wordt geuit door mensen die geen medische verantwoordelijkheid dragen. Een gedachte als 'laat alle geslachten bloeien' klinkt wel mooi, maar een dergelijke vrijblijvend heid is moeilijk vol te houden wanneer je aan de knoppen zit en op elk moment ter verantwoording kan worden geroepen door de corrigerende instanties binnen de geneeskunde. Zo'n gedachte vind ik bovendien irreëel. Je kunt, net als in een kerk, een sterk groepsgevoel oproepen, zolang je onder elkaar bent en tussen die muren blijft zitten. Dan kun je enthousiast roepen dat niemand klassiek man of vrouw is, maar zodra je naar buiten gaat, heb je met een maatschappij te maken die van twee genders uitgaat. Ik denk dat dat ook in de toekomst zo zal blijven." (Tim de Jong: Man of vrouw, min of meer, p. 137)

Nieuw terrein

In de afgelopen vijf jaar is er echter iets veranderd. Cohen-Kettenis pleit in haar inaugurele rede namelijk voor aandacht voor alle vormen van genderdysforie en gedeeltelijke geslachtsveranderingen. Ook mensen die niet per se het gevoel hebben dat ze 'in een verkeerd lichaam zijn geboren', maar wel genderissues hebben, kunnen volgens Cohen-Kettenis terecht bij het Genderteam. "Ik verwacht ontwikkelingen op het gebied van gedeeltelijke geslachtsaanpassingen. In het verleden was de VU heel voorzichtig op dit punt. We gaan ook nu niet zomaar de deuren wijd openzetten, maar we willen wel kijken hoe we die populatie goed kunnen onderzoeken. Wie zijn die mensen die alleen een gedeeltelijke behandeling willen? Om hoeveel mensen gaat het, en wat zoeken ze precies? Dit is nooit systematisch in kaart gebracht. Aan de hand van dit onderzoek is het de bedoeling om een geselecteerde groep een gestructureerd aanbod te doen voor behandeling. Vervolgens gaan we het traject evalueren. [¦] Onderzoek is de allerbeste weg om dit vakgebied uit te breiden. Als we goed onderbouwd onze stappen zetten, nemen we critici de wind uit de zeilen. Anders krijgen we snel nog meer À Campo's over ons heen. Dan is de huidige behandeling op den duur ook niet meer mogelijk." (het Continuüm, februari 2004)

Monique Snoeien, De derde sekse, in NRC Handelsblad 10 mei 2002, p. 23.

Corrien van Dam, Psychater Joost à Campo: 'De hype van vandaag is het schandaal van morgen', in Psy, nr. 7 2003, p. 26-30.

Tim de Jong, 'Mensen die halverwege de transformatie stoppen, zijn er altijd geweest.' in Tim de Jong (1999) Man of vrouw, min of meer, Amsterdam: Schorerboeken.

Wim Haan, 'Onrust in genderland', Op http://www.bezinningscentrum.nl/tg/onrustgenderland.htm

'Wens sekseverandering vaak waanidee', in Trouw, 3 juni 2003.

Reactie Genderteam VUmc, in Trouw, 6 juni 2003.

Petra Klene, Sekseverandering kan levens redden, in Trouw 6 juni 2003.

Sonja Raaymakers, Patricia de Jong, Arianne van der Ven, 'Geslachtsverandering is geen hype', in Trouw 6 juni 2003.

Peggy Cohen, Geslachtoffers. Inaugurele rede 2003, op www.bezinningscentrum.nl/tg/geslachtoffers.htm

Alle reacties zijn te vinden op: www.lkgtent.nl