Interview over mannelijkheid als levensstijl
'De naam Yvo, die past gewoon'
Yvo Vas Dias (36) woont en leeft in Amsterdam. Tien jaar geleden introduceerde deze vrouw-in-pak het begrip 'dandy' in de lesbische wereld. Later leidde deze identificatie met mannelijkheid tot de wens, het lichaam te veranderen. Nu is Yvo blij hiervan af te hebben gezien. "Ik accepteer mezelf zoals ik ben."
'Ik weet nog steeds niet wat dat is: een vrouw zijn. Wat een man zijn is, weet ik ook niet. Maar als ik naar mannen kijk, herken ik mezelf meer dan bij vrouwen. Het is vooral het androgyne in sommige mannen dat me aanspreekt. Mannen die niet macho en niet vrouwelijk zijn, maar juist iets van allebei hebben. Sommige vrouwen hebben dat ook.
De laatste tijd maak ik me niet meer zo druk over identiteit. Ik sta nu steviger op de aarde. Die mannelijkheid heb ik geïntegreerd in mezelf. Ik ben gewoon Yvo, punt.
Mijn identificatie met mannen begon toen ik een jaar of vijfentwintig was. Ik bevond me in een lesbische omgeving en ging me op een zekere dag gentleman en dandy noemen. Het ging voor mij om een bepaalde levensstijl: kleding, interieur, decadentie, terug in de tijd.'
'Als klein kind was ik een echt meisje, met jurkjes en pijpekrullen. Ik zag eruit als een popje. Ik was vaak ziek en hing sterk aan moeders rokken. Rond mijn 12e werd ik wat stoerder. Ik was gek op de popster David Cassidy, daar wilde ik op lijken. Ik was tot die tijd erg afhankelijk van mijn moeder. Ik moest vaak naar het ziekenhuis. Ik denk dat ik mede daarom zelfstandig wilde zijn. Ik wilde me losrukken uit die afhankelijkheid. Ik trok een spijkerbroek aan en had het haar van David Cassidy. Er werd wel gezegd dat ik net een jongen was. Ik stoorde me er niet aan, vond het wel leuk.
Ik was een verlegen kind. Een makkelijke prooi voor nog stoerdere meiden, die me in de maling namen. Mijn verliefdheden waren op jongens. Ik zat op een huishoudschool in Amsterdam Oost en kwam uit een arbeidersnest. Het was wat je noemde een asociale school, met allemaal meiden. Voor de huishoudschool had ik op de Leao gezeten. Daar was ik nieuwsgierig, verlegen en dromerig. Ik zat veel naar buiten te kijken.
Op mijn achttiende kwam ik van school af. Ik was toen al met het feminisme bezig, als enige op die school. De anderen hielden zich meer met jongens en seksualiteit bezig. Ik had altijd relaties met buitenlandse jongens en was daardoor ook al anders. Ik wilde er niet inpassen, maar deed dit niet zo bewust. Ik had een wet voor mezelf bedacht: als ik 18 ben, ga ik naar het COC. Dat heb ik gedaan.
Toen is het balletje snel gaan rollen. Ik ontmoette heel veel mensen. Ik woonde nog thuis en mijn moeder vond het niet zo leuk dat ik helemaal opging in het homo-wereldje. Ik ging uit op het Leidseplein: de Schakel en het Rondje. De feministische golf, daar zat ik middenin. Ik had veel contacten en relaties en was een radikale pot: strijdbaar en politiek gericht. We gingen gezamenlijk naar kernwapen-acties. Ik zat in een Fort-groep. We hadden een hekel aan mannen, dat wil zeggen: aan het systeem 'man'.'
'Ik ging samenwonen, tot het me benauwde. Dan verhuisde ik en woonde weer een tijdje met iemand anders samen. Dat was de norm in die tijd: het moest allemaal kunnen. Achteraf kun je die inconsequentie zien: wij deden eigenlijk precies hetzelfde als de mannen: versieren. Ik kreeg een relatie met iemand die erg van stijlvolle kleding hield. Zij had het blad de Avenue en daar stonden mooie herenpakken in. Vooral dandy-achtige kleding sprak me aan en dat ben ik gaan uitdiepen. Ik merkte ook, en dat is nog steeds zo, dat ik me in het bijzijn van vrouwelijke vrouwen mannelijk voelde. Alsof ik haar dan als een man moest beschermen.
Die relatie ging uit en toen lag het een tijdje stil. Maar geleidelijk ging ik me steeds meer op kleding uit de jaren '20 richten. En ook mijn huis ging ik zo inrichten. Een beetje in de sfeer van Oscar Wilde.. Er waren vrouwen die er ook zo uitzagen als ik: met hen was ik kameraden, maatjes.
Dandy's waren vrouwelijke mannen. Het waren gigolo's, juist niet zo macho. Daar herkende ik me in. Een voorbeeld voor mij was Stephen uit De bron van eenzaamheid van Radcliffe Hall. Het ging me vooral om een bepaalde stijl, om visuele beelden. Ik ging mezelf als Stephen zien, als iemand uit de jaren '20. De moderne stijl van nu vond ik maar niks.'
Radcliffe Hall
'Stephen uit De bron van eenzaamheid van Radcliffe Hall is voor mij nog steeds een belangrijke persoonlijkheid, ook al is hij/zij een fictieve persoon. Stephen zal altijd in mijn leven blijven. Als ik ergens mee zit wat ik niet aan een ander kwijt wil, ga ik achter de computer zitten en schrijf ik een brief aan Stephen. Ik kan daar alles in kwijt. Het mooie van deze vorm is dat ik het gevoel heb dat Stephen alles van mij accepteert. Enerzijds zit Stephen in mezelf en identificeer ik me met hem/haar, anderzijds is Stephen degene aan wie ik mijn ziel blootleg. Je zou kunnen zeggen dat Stephen zowel mijn ego als mijn alter ego is.'
'Er was een periode dat ik alleen maar zwarte kleren aantrok. Toen veranderde dat in herfstkleuren en aardetinten. Ik voelde me een psychiater, die achter zijn eikenhouten bureau zit. Ik had allemaal beelden in mijn hoofd en leefde daarnaar. Ik noemde mezelf een gentleman en ging mezelf helemaal zo zien: voor mij was dat de werkelijkheid.
Ik had eerst een andere naam dan die ik nu heb. Op een zeker moment praatte ik daarover met een vriendin. Al pratend kwamen we op de naam Yvo. Ik heb een mooie brief naar de familie geschreven, het heel officiëel gedaan. Sindsdien ben ik voor iedereen Yvo.
Ik werkte op een kantoor als maatschappelijk werker. Mensen accepteerden me daar zoals ik was. Als vrouw in een pak ervaarde ik dat ik een zekere status kreeg.
Hoewel ik met het vrouwenlichaam aanvankelijk geen moeite had, maakte ik op mensen wel eens de indruk dat ik transseksueel was. Mijn fantasiewereld ging steeds verder. Ik ging mezelf meer en meer als man zien. Op een bepaald moment kreeg ik er moeite mee mezelf bloot te zien. Ik kon het hebben van borsten niet meer combineren met het dandy-zijn. Het paste niet in het beeld van hoe een dandy eruit zou zien. Het werd steeds pijnlijker om mezelf te zien. Ik viel mensen ook erg lastig met mijn houding van: zo is het en zo moet het. Het visuele beeld was doorgeslagen. Toen dacht ik: hier moet ik iets mee gaan doen. Ik ben naar het Genderteam van de Vrije Universiteit gegaan. Daar kreeg ik gesprekken met een psycholoog. De vraag was: ben ik transseksueel? Ik wilde geen penis, maar wel een platte, gladde mannenborst. Dat was ook weer iets esthetisch, een mooi plaatje. Een fantasiebeeld, van hoe ik eruit wilde zien.'
'Mijn partner op dat moment was ook wel stoer, maar wilde zich juist wat vrouwelijker ontwikkelen. Daar gaf ik haar weinig ruimte voor. Ik wilde eigenlijk twee klonen zijn. Zittend in een rookstoel bij de open haard, elkaar gedichten voorlezen. Ik zette mijn partner onder druk. Eigenlijk accepteerde ik haar niet zoals ze was. Dat was heel pijnlijk voor haar. Zelf werd ik nooit onder druk gezet. Zij hoopte wel dat ik me niet zou laten opereren, want ze viel niet op mannen.
Mijn partner ging niet mee in mijn fantasie, maar respecteerde me wel. Zij heeft me soms met, en soms zonder woorden in de realiteit gezet. Ik draaide door, want mijn fantasie werd afgepakt.
Op een gegeven moment ben ik op aanraden van iemand naar het Joods Maatschappelijk werk gegaan. Ik heb een joodse achtergrond. In het gesprek met de maatschappelijk werker viel er ineens een kwartje. Ik realiseerde me dat die transseksualiteit veel met identiteit te maken had. Ik dacht: misschien is het toch geen transseksualiteit, maar een kwestie van identiteit. Joods zijn, en man of vrouw zijn hebben daar iets mee te maken. Want ik ben officieel niet joods: mijn moeder is niet joods, mijn opa wel. Dus daar val ik officieel ook buiten.
Toen ik doorhad dat het om identiteit ging, besloot ik om me niet te laten opereren. Ik wilde eerst het een en ander uitzoeken. In het Boeddhistisch centrum waar ik regelmatig kwam, had ik een meditatie-instructeur, waarmee ik gesprekken voerde. Toen ben ik heel veel gaan mediteren en me verder in het Boeddhisme gaan verdiepen. De gesprekken gingen over problemen die ik had, maar het was geen therapie. Het waren gesprekken over dagelijkse dingen, waardoor ik meer met beide benen op de grond werd gezet. In deze periode had ik vaak het gevoel dat ik gek zou worden. Maar ik had toch ook vertrouwen.
Op een bepaald moment heb ik besloten om Boeddhist te worden. Je krijgt dan een gesprek met een leraar, en tijdens dat gesprek krijg je een naam die je zal leiden op je pad. De naam die ik kreeg, was een hele grote confrontatie. Ik schrok me rot. De term 'goddelijke dame' zat in die naam. Die leraar ziet je voor het eerst en geeft je die naam. Het was pijnlijk, want ik zag mezelf niet als vrouw. Het was heel vreemd. Het Boeddhisme houdt zich juist niet bezig met het mannelijke of het vrouwelijke.
Toen is er een kentering gekomen. Het was allemaal niet zo'n big deal meer, het mannelijk of vrouwelijk zijn. Je bent wie je bent. Dat 'dame' in die naam heeft iets vrouwelijks, maar dat klopt ook wel, want ik heb ook iets vrouwelijks. Ik heb die naam aanvaard.
De verandering is geleidelijk gegaan. Ik ben mijn partner meer los gaan laten. Ik ben heel hard gaan werken en door diepe dalen gegaan. Ik heb veel gesprekken gehad met die meditatie-instructeur. Het ging helemaal niet meer over mannen of vrouwen. Ik ging me steviger op de aarde voelen, met beide benen op de grond. Het vertrouwen in mezelf had ik hard nodig, want ik zat zo erg in die fantasiewereld.
Als iemand je uit je fantasie haalt, is dat een heel pijnlijk proces, want diegene pakt iets van je af. Nu kan ik dat zien, en ik zie ook dat ik het zelf voor elkaar heb gekregen. Want meditatie doe je alleen. Je gaat bijvoorbeeld tien dagen in retraite. Je bent dan helemaal alleen en komt jezelf behoorlijk tegen. Voor mij is meditatie een geschenk. Het is een hele zachte manier, maar tegelijk confronterend.'
'Volgens mij ben ik nog steeds dezelfde. Alleen sta ik nu met beide benen op de grond. Ik draag nog steeds dezelfde pakken, maar nu zonder dat het moet. Ik kan ook een spijkerbroek aantrekken. Ik ben contenter met mijzelf en met mijn lichaam. Ik heb nog steeds een bepaalde rol in de familiekring. Op feesten dans ik met mijn tantes. Dat vinden zij leuk. Het is allemaal erg ontspannen. Nu is het een soort levensstijl, zonder dat het geforceerd is. We leven nu niet in de jaren '20. Ik ben terug in de realiteit. Als ik die borstoperatie had gedaan, had er wel wat op het spel gestaan. Dan had ik nu niet meer deze relatie gehad. Het was achteraf gezien helemaal niet nodig: het lichaam is weer eigen geworden. Ik kan weer bloot lopen en accepteer mezelf zoals ik ben. Daardoor kan ik ook mijn partner accepteren. In het Genderteam zie je de maatschappelijke ideeën weerspiegeld. Zo van: als man gedraag je je zo, als vrouw zo. Je moet dan een jaar lang stage gaan lopen als vrouw. Maar wat voor een vrouw? vraag ik me dan af. Sommige vrouwen zien er helemaal niet zo uit. Het zijn nogal conservatieve ideeën over mannen en vrouwen. Ik heb daaraan meegedaan, want zelf had ik ook hele zware normen. In mijn persoonlijke geschiedenis zou je kunnen zeggen dat ik me van een afhankelijk kindje tot een onafhankelijke man heb ontwikkeld. Onafhankelijkheid speelde een grote rol in wie ik wilde zijn. En nu ben ik gewoon Yvo en maak ik er niet meer zo'n big deal van. De naam Yvo, die past gewoon. Op mijn werk werd gereageerd met: "Oh, lekker makkelijk, korte naam."'