'De wereld wordt leuker en spannender wanneer we ons niet meer in twee seksen laten indelen'
De utopie van Anja Meulenbelt
In 1979 schreef Anja Meulenbelt (53) de roman 'De schaamte voorbij', waarin zij niet alleen het proces van haar feministische bewustwording schetst, maar ook verhaalt van haar liefdesrelatie met een andere vrouw. Toen Anja enkele jaren later verliefd werd op een man, viel zij in ongenade bij de lesbisch-feministische wereld. Dat veranderde toen er in lesbische kringen meer ruimte kwam voor diversiteit wat betreft seksuele voorkeuren. Inmiddels kan zij zich niet meer vinden in de hokjes hetero-, homo-, of biseksueel. Ze publiceerde in 1998 een artikel over identiteiten en seksualiteiten (1). In een gesprek met Tim de Jong vertelt Anja hoe haar eigen ontwikkeling leidde tot het inzicht dat indelingen van mensen naar hun sekse of seksuele voorkeur, veel te simplistisch zijn. Haar utopie is een wereld waarin er meer vrijheid is om een eigen 'ontwerp' van je sekse te maken. "Wanneer we niet meer vanaf onze geboorte zo raar twee kanten worden opgesluisd, zal er zo'n grote diversiteit ontstaan dat de tweedeling zijn betekenis verliest."
Op de HBS zat ik samen met een ander meisje in een klas met verder alleen jongens. Ik hoorde bij hen als een kameraad en ze noemden me 'Adje'. Jongens vond ik leuker om mee om te gaan dan meisjes. Voor de HBS had ik een half jaar op de MMS gezeten, met alleen meisjes. Dat waren óf 'grijze muizen', óf meiden die alleen over jongens praatten. Ik vond het veel interessanter om bevriend met jongens te zijn.
Ik heb mezelf nooit anders dan als een vrouw gedefinieerd. Als meisje was ik tamelijk conventioneel en beslist niet jongensachtig. Het enige wat ik al heel jong zeker wist, was dat ik nooit zoals mijn moeder wilde worden. Het lijdende, slovende en ondergeschikte wat ik bij haar zag, vond ik vreselijk.
Toen ik op mijn zestiende zwanger werd, ging er een schok door de school. De jongens uit mijn klas waren diep verontwaardigd. Zij hadden zoiets van: dan hadden wij ook wel iets kunnen proberen.
Ik ging van school af, kreeg mijn kind en trouwde. Tijdens dat huwelijk werd ik mishandeld. Het was een vreselijke tijd. Toen ik me een paar jaar later wist los te maken, was het de tijd van de seksuele revolutie. Ik ben veel gaan experimenteren met alle soorten seksuele relaties, van one night stands tot grote verliefdheden. Dat die relaties alleen met mannen waren, sprak vanzelf. Je werd pas lesbisch als je een hekel had aan mannenlichamen, had ik geleerd. Ik wilde niet het leven van mijn moeder maar in seks met mannen was ik niet speciaal teleurgesteld, wel in de mannen zelf.
In de jaren zeventig raakte ik betrokken bij de vrouwenbeweging. Om me heen zag ik de een na de andere vrouw relaties met vrouwen beginnen. Aanvankelijk dacht ik: dit is een interessante mogelijkheid, maar niet voor mij weggelegd. Toen ik stapelverliefd werd op de vrouw van mijn minnaar, stond mijn wereld op zijn kop. Ik moest mezelf herzien. Als je erg verliefd bent op iemand, denk je dat diegene de enige ware is en er nooit meer iemand anders komt. Dus zolang ik met die vrouw was, dacht ik: nu heb ik het gevonden, ik ben lesbisch. Ik vond dat fantastisch, want ik was al feministisch, had inmiddels veel meer met vrouwen dan met mannen. Mijn relaties met mannen liepen steeds slecht af. Ik had het gevoel dat nu eindelijk alles klopte.
Maar vijf jaar later liep de relatie op haar eind en werd ik weer verliefd op een man. Dat was voor mij een grotere crisis dan toen ik een relatie met een vrouw begon. Ik dacht: ik kan toch niet per object van identiteit gaan wisselen. Kennelijk ben ik iemand die beide kanten op kan. Ik vond het wel jammer dat ik nu weer in het geijkte patroon leek te vallen. Als je met een man hand in hand over straat loopt is dat niets bijzonders, als je hetzelfde met een vrouw doet ben je meteen een tweepersoonsactiegroep. Ik vond het niet per se een prettige ervaring dat mensen me weer 'gewoon' vonden. Mijn loyaliteit lag nog steeds bij mensen met een seksualiteit die niet klopte met het geijkte.
De heterowereld deed alsof die vriendin er nooit was geweest, en dat vond ik beledigend. Als je van een man bent gescheiden, vragen mensen daar nog wel eens naar, maar als je van een vrouw bent gescheiden, doen ze alsof dat een vergissing is geweest, of iets om je over te schamen. In het lesbische circuit was de reactie: die is weer terug naar het veilige heterobestaan. Dus ook alsof mijn lesbische leven niet 'echt' was geweest. Ik snapte die boosheid wel, want ik kende uit eigen ervaring de pijn van veel lesbische vrouwen die voor een man in de steek waren gelaten. En ook de behoefte om te weten wie er nu wel of niet bij 'de club' hoort, begreep ik wel, maar ik vond het knap lastig. Ik was nooit helemaal ondergedompeld geweest in de lesbische scene, want ik vond het wel eens een benauwde wereld, en ik had een zoon, en mannelijke collega's waar ik goed mee kon samenwerken. Maar toch had ik het gevoel dat ik een soort gezinsvervangend tehuis weer kwijtraakte. Een paar jaar later, toen er in de lesbische wereld meer ruimte en belangstelling kwam voor diversiteit, werd ik wel weer geaccepteerd.
Tegenwoordig kan ik me niet meer vinden in een hetero- of lesbische identiteit. In beide gevallen zou ik iets ontkennen wat belangrijk voor me is geweest. Ik heb niet de neiging om daarmee mijn toekomst vast te leggen, en herken me, bij gebrek aan een betere term, in biseksualiteit.
Regelmatig word ik onder druk gezet door mensen die vragen wat ik nou 'echt' ben. Zo van: het kan nooit fifty-fifty zijn. Als je echt moest kiezen, als je op een onbewoond eiland zou aanspoelen, zou je dat met een man of met een vrouw willen? "Met iemand die kan kamperen", roep ik dan. Veel mensen kunnen er niet tegen als je weigert te kiezen. Maar ik weiger niet om te kiezen, ik kies voor iemand in plaats van voor een identiteit.
Omdat ik zowel in de heterowereld als in de lesbische scene heb ervaren hoe het is om erbuiten te vallen, bezie ik met enige vrees hoe veel biseksuelen zich opstellen. Biseksuelen hebben het voorrecht dat ze kunnen zien dat je niet in het ene of het andere hokje hoeft te passen. Dat is een privilege. Maar dan gaan ze er toch weer een nieuwe club van maken, en allerlei definities bedenken van wat een biseksueel zou zijn. Dat vind ik een gemiste kans.
Ook bij die club wil ik niet worden ingedeeld. Ik zou liever ophouden met elkaar in te delen naar de sekse van ons liefdesobject. Als ik naar de twee partners kijk waarmee ik het langst samen ben geweest, zijn de overeenkomsten opvallend. Zij hadden alletwee een joodse vader en kwamen uit de arbeidersklasse. Ook kreeg ik met hen dezelfde conflicten. Dat de een een man was en de ander een vrouw, was voor mij ondergeschikt aan de overeenkomsten.
Onder de huidige omstandigheden maakt het nog steeds veel uit of je in het ene of het andere lichaam wordt geboren. Je wordt ingedeeld, dat heeft consequenties en daar moet je je toe verhouden. Maar die tweedeling in mannen en vrouwen vind ik veel te grof en te simpel. Ik weet steeds minder wat ik onder 'man' of 'vrouw' zou moeten verstaan. Wat we onder 'mannelijk' of 'vrouwelijk' verstaan is een afspraak, die niet democratisch is genomen en niet met mij erbij. Als we niet vanaf het moment dat we waren geboren zo raar twee kanten werden opgesluisd, denk ik niet dat we meer op elkaar zouden lijken, maar dat we een zo grote diversiteit zouden krijgen dat die tweedeling zijn betekenis zou verliezen.
Ik ben erg voor diversiteit, maar dat wil niet zeggen dat ik alles van binnen uit kan begrijpen. Ik kan me bijvoorbeeld niet echt voorstellen hoe het is om het dringende gevoel te hebben in het verkeerde lichaam te zijn geboren. Ik heb wel eens gedroomd dat ik een man was, en het leek me ook wel wat om als man met een vrouw te vrijen, maar als vrouw met een vrouw is het ook leuk. Ik kan me dus moeilijk verplaatsen in mensen die van lichaam willen veranderen. Maar of ik dat nu na kan voelen of niet: als iemand zo veel over heeft voor een ander lichaam, dan gaat dat kennelijk ergens over. Ik voel ook niet erg mee met transseksuelen die zo vreselijk veel tijd besteden aan supervrouwelijk voor de dag komen, al dat getut over nagels en wimpers, alsof dat de essentie zou zijn van wat je tot vrouw maakt. Maar misschien is dat deels het gevolg van de druk waaronder mensen staan die van sekse willen veranderen, dat die meer dan andere vrouwen het gevoel hebben aan het stereotype te moeten voldoen. En soms vind ik de karikatuur die mannen ervan maken als ze vrouw spelen echt beledigend, maar als ik Joop Admiraal zijn moeder zie spelen vind ik dat erg ontroerend, zo dicht bij iemand kunnen komen over de grenzen van sekse en generatie heen. Maar ondanks dat ik niet alle vormen van 'gender-benden' aantrekkelijk vind, mijn sympathie geldt wel de mensen die niet makkelijk in de tweedeling mannetje-vrouwtje, of de tweedeling he of ho vallen.
Ogenschijnlijk ben ik tamelijk conventioneel, want ik oog niet zo afwijkend. Toch vind ik niet dat ik in de vakjes pas. Ik zal nooit een rok aantrekken, want daarin voel ik me een travestiet. Maar ik heb ook niet een klassiek pottenuiterlijk. Ik heb een reeks eigenschappen die mensen typisch vrouwelijk vinden, maar daarnaast heb ik zogenaamd mannelijke eigenschappen: ik kan leidinggeven, ik kan zelfverzekerd optreden, ik wens de vrijheid te hebben om de wereld in te gaan, ik wil niet alleen versierd worden maar ook zelf versieren. Dat voel ik niet als wezensvreemde eigenschappen.
Mensen die ik spannend vind, hebben mannelijke en vrouwelijke eigenschappen in een interessante mengeling. Of dat mannen of vrouwen zijn, is voor mij minder belangrijk dan hun persoonlijkheid. Aan de begrippen 'mannelijk' en 'vrouwelijk' ben ik steeds minder gaan hechten. Ik heb dan ook moeite met de vleugel binnen de vrouwenbeweging die juist het vrouwelijke als essentie ziet. Ik geloof best dat je een andere psychologie krijgt als je anders bent opgevoed, maar ik kan niet goed uit de voeten met die essentie van vrouwelijkheid. Vrouwen hebben een aantal eigenschappen gecultiveerd die mannen minder hebben, maar dat is historisch zo gegroeid. Ik ben net zo gesocialiseerd als iedereen, maar er is steeds meer van die socialisatie afgevallen. Wat overblijft zijn twee verschillende lichamen, en zelfs dat vind ik relatief. Vrouwen kunnen qua fysiek ongelofelijk van elkaar verschillen, en mannen onderling ook. Er zijn buitengewoon sportieve vrouwen die op een paar kleine feiten na meer lijken op mannen dan op heel veel andere vrouwen.
Mensen waarvan je op het eerste gezicht niet ziet of het een man of een vrouw is, vind ik heel spannend. In de film 'The crying game' komt een scène voor waarin een man en een vrouw met elkaar naar bed willen gaan, en zij onder haar kimono een mannenlichaam blijkt te hebben. Als kijker ben je dan net zo verrast als de mannelijke hoofdpersoon. Hij moest van de schok overgeven, maar ik vond het juist een hele geile scene.
Als utopie zie ik een wereld waarin alle variaties naast elkaar mogen bestaan en mensen ook mogen veranderen. Diversiteit, afhankelijk van omstandigheden, van je relatie, en waar je je op dat moment bevindt en wat je op dat moment wilt. De wereld wordt spannender en leuker wanneer we onszelf niet meer in twee seksen laten indelen. Dan krijgen we de ruimte om een eigen mix te maken: dit vind ik leuk qua uiterlijk, dit vind ik leuk qua gedrag, dit vind ik leuk qua liefdesleven en dat kan nog veranderen. Dan wordt het gewoon om te zeggen: ik ben weliswaar een man en ik heb het met een vrouw, maar vanavond ga ik op mijn hoge hakken de stad in.
Als je alle mensen bij elkaar optelt die het gevoel hebben dat ze klem zitten in het sekse-systeem of in het seksuele systeem, heb je een heleboel macht bij elkaar. Dan kun je, wanneer dat nodig is, gezamenlijk optreden tegen discriminatie. Diversiteit en verscheidenheid is iets om gezamenlijk te 'vieren'. Dat spreekt me meer aan dan allemaal aparte societeitjes naast elkaar. Maar misschien moeten mensen eerst hun eigen societeitje hebben, om er ook weer uit te mogen.
Zichtbaarheid is erg belangrijk. Mensen die op een of andere manier afwijken en dat niet als een probleem ervaren, kunnen een voorbeeldfunctie vervullen voor jongeren die nog aan het zoeken zijn en die met misverstanden worstelen. Verwarring scheppen is een leuke manier om de bestaande hokjes open te breken. Ik vind veel mensen ervan opknappen als ze een keer onthutst raken.
1. Anja Meulenbelt, 'Bron van eenzaamheid of saamhorigheid? Over seksualiteiten en identiteiten van vrouwen die zich lesbisch noemen.'. In: Janherman Veenker (red), Roze tijden, Schorer/Van Gennep 1998.
Op de HBS zat ik samen met een ander meisje in een klas met verder alleen jongens. Ik hoorde bij hen als een kameraad en ze noemden me 'Adje'. Jongens vond ik leuker om mee om te gaan dan meisjes. Voor de HBS had ik een half jaar op de MMS gezeten, met alleen meisjes. Dat waren óf 'grijze muizen', óf meiden die alleen over jongens praatten. Ik vond het veel interessanter om bevriend met jongens te zijn.
Ik heb mezelf nooit anders dan als een vrouw gedefinieerd. Als meisje was ik tamelijk conventioneel en beslist niet jongensachtig. Het enige wat ik al heel jong zeker wist, was dat ik nooit zoals mijn moeder wilde worden. Het lijdende, slovende en ondergeschikte wat ik bij haar zag, vond ik vreselijk.
Toen ik op mijn zestiende zwanger werd, ging er een schok door de school. De jongens uit mijn klas waren diep verontwaardigd. Zij hadden zoiets van: dan hadden wij ook wel iets kunnen proberen.
Ik ging van school af, kreeg mijn kind en trouwde. Tijdens dat huwelijk werd ik mishandeld. Het was een vreselijke tijd. Toen ik me een paar jaar later wist los te maken, was het de tijd van de seksuele revolutie. Ik ben veel gaan experimenteren met alle soorten seksuele relaties, van one night stands tot grote verliefdheden. Dat die relaties alleen met mannen waren, sprak vanzelf. Je werd pas lesbisch als je een hekel had aan mannenlichamen, had ik geleerd. Ik wilde niet het leven van mijn moeder maar in seks met mannen was ik niet speciaal teleurgesteld, wel in de mannen zelf.
In de jaren zeventig raakte ik betrokken bij de vrouwenbeweging. Om me heen zag ik de een na de andere vrouw relaties met vrouwen beginnen. Aanvankelijk dacht ik: dit is een interessante mogelijkheid, maar niet voor mij weggelegd. Toen ik stapelverliefd werd op de vrouw van mijn minnaar, stond mijn wereld op zijn kop. Ik moest mezelf herzien. Als je erg verliefd bent op iemand, denk je dat diegene de enige ware is en er nooit meer iemand anders komt. Dus zolang ik met die vrouw was, dacht ik: nu heb ik het gevonden, ik ben lesbisch. Ik vond dat fantastisch, want ik was al feministisch, had inmiddels veel meer met vrouwen dan met mannen. Mijn relaties met mannen liepen steeds slecht af. Ik had het gevoel dat nu eindelijk alles klopte.
Maar vijf jaar later liep de relatie op haar eind en werd ik weer verliefd op een man. Dat was voor mij een grotere crisis dan toen ik een relatie met een vrouw begon. Ik dacht: ik kan toch niet per object van identiteit gaan wisselen. Kennelijk ben ik iemand die beide kanten op kan. Ik vond het wel jammer dat ik nu weer in het geijkte patroon leek te vallen. Als je met een man hand in hand over straat loopt is dat niets bijzonders, als je hetzelfde met een vrouw doet ben je meteen een tweepersoonsactiegroep. Ik vond het niet per se een prettige ervaring dat mensen me weer 'gewoon' vonden. Mijn loyaliteit lag nog steeds bij mensen met een seksualiteit die niet klopte met het geijkte.
De heterowereld deed alsof die vriendin er nooit was geweest, en dat vond ik beledigend. Als je van een man bent gescheiden, vragen mensen daar nog wel eens naar, maar als je van een vrouw bent gescheiden, doen ze alsof dat een vergissing is geweest, of iets om je over te schamen. In het lesbische circuit was de reactie: die is weer terug naar het veilige heterobestaan. Dus ook alsof mijn lesbische leven niet 'echt' was geweest. Ik snapte die boosheid wel, want ik kende uit eigen ervaring de pijn van veel lesbische vrouwen die voor een man in de steek waren gelaten. En ook de behoefte om te weten wie er nu wel of niet bij 'de club' hoort, begreep ik wel, maar ik vond het knap lastig. Ik was nooit helemaal ondergedompeld geweest in de lesbische scene, want ik vond het wel eens een benauwde wereld, en ik had een zoon, en mannelijke collega's waar ik goed mee kon samenwerken. Maar toch had ik het gevoel dat ik een soort gezinsvervangend tehuis weer kwijtraakte. Een paar jaar later, toen er in de lesbische wereld meer ruimte en belangstelling kwam voor diversiteit, werd ik wel weer geaccepteerd.
Tegenwoordig kan ik me niet meer vinden in een hetero- of lesbische identiteit. In beide gevallen zou ik iets ontkennen wat belangrijk voor me is geweest. Ik heb niet de neiging om daarmee mijn toekomst vast te leggen, en herken me, bij gebrek aan een betere term, in biseksualiteit.
Regelmatig word ik onder druk gezet door mensen die vragen wat ik nou 'echt' ben. Zo van: het kan nooit fifty-fifty zijn. Als je echt moest kiezen, als je op een onbewoond eiland zou aanspoelen, zou je dat met een man of met een vrouw willen? "Met iemand die kan kamperen", roep ik dan. Veel mensen kunnen er niet tegen als je weigert te kiezen. Maar ik weiger niet om te kiezen, ik kies voor iemand in plaats van voor een identiteit.
Omdat ik zowel in de heterowereld als in de lesbische scene heb ervaren hoe het is om erbuiten te vallen, bezie ik met enige vrees hoe veel biseksuelen zich opstellen. Biseksuelen hebben het voorrecht dat ze kunnen zien dat je niet in het ene of het andere hokje hoeft te passen. Dat is een privilege. Maar dan gaan ze er toch weer een nieuwe club van maken, en allerlei definities bedenken van wat een biseksueel zou zijn. Dat vind ik een gemiste kans.
Ook bij die club wil ik niet worden ingedeeld. Ik zou liever ophouden met elkaar in te delen naar de sekse van ons liefdesobject. Als ik naar de twee partners kijk waarmee ik het langst samen ben geweest, zijn de overeenkomsten opvallend. Zij hadden alletwee een joodse vader en kwamen uit de arbeidersklasse. Ook kreeg ik met hen dezelfde conflicten. Dat de een een man was en de ander een vrouw, was voor mij ondergeschikt aan de overeenkomsten.
Onder de huidige omstandigheden maakt het nog steeds veel uit of je in het ene of het andere lichaam wordt geboren. Je wordt ingedeeld, dat heeft consequenties en daar moet je je toe verhouden. Maar die tweedeling in mannen en vrouwen vind ik veel te grof en te simpel. Ik weet steeds minder wat ik onder 'man' of 'vrouw' zou moeten verstaan. Wat we onder 'mannelijk' of 'vrouwelijk' verstaan is een afspraak, die niet democratisch is genomen en niet met mij erbij. Als we niet vanaf het moment dat we waren geboren zo raar twee kanten werden opgesluisd, denk ik niet dat we meer op elkaar zouden lijken, maar dat we een zo grote diversiteit zouden krijgen dat die tweedeling zijn betekenis zou verliezen.
Ik ben erg voor diversiteit, maar dat wil niet zeggen dat ik alles van binnen uit kan begrijpen. Ik kan me bijvoorbeeld niet echt voorstellen hoe het is om het dringende gevoel te hebben in het verkeerde lichaam te zijn geboren. Ik heb wel eens gedroomd dat ik een man was, en het leek me ook wel wat om als man met een vrouw te vrijen, maar als vrouw met een vrouw is het ook leuk. Ik kan me dus moeilijk verplaatsen in mensen die van lichaam willen veranderen. Maar of ik dat nu na kan voelen of niet: als iemand zo veel over heeft voor een ander lichaam, dan gaat dat kennelijk ergens over. Ik voel ook niet erg mee met transseksuelen die zo vreselijk veel tijd besteden aan supervrouwelijk voor de dag komen, al dat getut over nagels en wimpers, alsof dat de essentie zou zijn van wat je tot vrouw maakt. Maar misschien is dat deels het gevolg van de druk waaronder mensen staan die van sekse willen veranderen, dat die meer dan andere vrouwen het gevoel hebben aan het stereotype te moeten voldoen. En soms vind ik de karikatuur die mannen ervan maken als ze vrouw spelen echt beledigend, maar als ik Joop Admiraal zijn moeder zie spelen vind ik dat erg ontroerend, zo dicht bij iemand kunnen komen over de grenzen van sekse en generatie heen. Maar ondanks dat ik niet alle vormen van 'gender-benden' aantrekkelijk vind, mijn sympathie geldt wel de mensen die niet makkelijk in de tweedeling mannetje-vrouwtje, of de tweedeling he of ho vallen.
Ogenschijnlijk ben ik tamelijk conventioneel, want ik oog niet zo afwijkend. Toch vind ik niet dat ik in de vakjes pas. Ik zal nooit een rok aantrekken, want daarin voel ik me een travestiet. Maar ik heb ook niet een klassiek pottenuiterlijk. Ik heb een reeks eigenschappen die mensen typisch vrouwelijk vinden, maar daarnaast heb ik zogenaamd mannelijke eigenschappen: ik kan leidinggeven, ik kan zelfverzekerd optreden, ik wens de vrijheid te hebben om de wereld in te gaan, ik wil niet alleen versierd worden maar ook zelf versieren. Dat voel ik niet als wezensvreemde eigenschappen.
Mensen die ik spannend vind, hebben mannelijke en vrouwelijke eigenschappen in een interessante mengeling. Of dat mannen of vrouwen zijn, is voor mij minder belangrijk dan hun persoonlijkheid. Aan de begrippen 'mannelijk' en 'vrouwelijk' ben ik steeds minder gaan hechten. Ik heb dan ook moeite met de vleugel binnen de vrouwenbeweging die juist het vrouwelijke als essentie ziet. Ik geloof best dat je een andere psychologie krijgt als je anders bent opgevoed, maar ik kan niet goed uit de voeten met die essentie van vrouwelijkheid. Vrouwen hebben een aantal eigenschappen gecultiveerd die mannen minder hebben, maar dat is historisch zo gegroeid. Ik ben net zo gesocialiseerd als iedereen, maar er is steeds meer van die socialisatie afgevallen. Wat overblijft zijn twee verschillende lichamen, en zelfs dat vind ik relatief. Vrouwen kunnen qua fysiek ongelofelijk van elkaar verschillen, en mannen onderling ook. Er zijn buitengewoon sportieve vrouwen die op een paar kleine feiten na meer lijken op mannen dan op heel veel andere vrouwen.
Mensen waarvan je op het eerste gezicht niet ziet of het een man of een vrouw is, vind ik heel spannend. In de film 'The crying game' komt een scène voor waarin een man en een vrouw met elkaar naar bed willen gaan, en zij onder haar kimono een mannenlichaam blijkt te hebben. Als kijker ben je dan net zo verrast als de mannelijke hoofdpersoon. Hij moest van de schok overgeven, maar ik vond het juist een hele geile scene.
Als utopie zie ik een wereld waarin alle variaties naast elkaar mogen bestaan en mensen ook mogen veranderen. Diversiteit, afhankelijk van omstandigheden, van je relatie, en waar je je op dat moment bevindt en wat je op dat moment wilt. De wereld wordt spannender en leuker wanneer we onszelf niet meer in twee seksen laten indelen. Dan krijgen we de ruimte om een eigen mix te maken: dit vind ik leuk qua uiterlijk, dit vind ik leuk qua gedrag, dit vind ik leuk qua liefdesleven en dat kan nog veranderen. Dan wordt het gewoon om te zeggen: ik ben weliswaar een man en ik heb het met een vrouw, maar vanavond ga ik op mijn hoge hakken de stad in.
Als je alle mensen bij elkaar optelt die het gevoel hebben dat ze klem zitten in het sekse-systeem of in het seksuele systeem, heb je een heleboel macht bij elkaar. Dan kun je, wanneer dat nodig is, gezamenlijk optreden tegen discriminatie. Diversiteit en verscheidenheid is iets om gezamenlijk te 'vieren'. Dat spreekt me meer aan dan allemaal aparte societeitjes naast elkaar. Maar misschien moeten mensen eerst hun eigen societeitje hebben, om er ook weer uit te mogen.
Zichtbaarheid is erg belangrijk. Mensen die op een of andere manier afwijken en dat niet als een probleem ervaren, kunnen een voorbeeldfunctie vervullen voor jongeren die nog aan het zoeken zijn en die met misverstanden worstelen. Verwarring scheppen is een leuke manier om de bestaande hokjes open te breken. Ik vind veel mensen ervan opknappen als ze een keer onthutst raken.
1. Anja Meulenbelt, 'Bron van eenzaamheid of saamhorigheid? Over seksualiteiten en identiteiten van vrouwen die zich lesbisch noemen.'. In: Janherman Veenker (red), Roze tijden, Schorer/Van Gennep 1998.