Lezing Froukje Slijper over crossgender bij kinderen
De wereld van genderverdriet
Ook de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse is geïnteresseerd in variaties op het thema gender. Op 2 april jl. organiseerde zij een lezing met als titel 'De wereld van genderverdriet. Crossgenderidentificatie en crossgendergedrag bij kinderen en adolescenten.' Nieuwsgierig naar het freudiaanse gehalte van de avond, togen wij naar het Psychoanalytisch Instituut in Amsterdam.
In het statige herenhuis aan het Olympiaplein schuiven de heren en dames (vooral de laatsten) naar binnen. De ongeveer vijftig bezoekers passen amper in het zaaltje. Sommigen komen naar eigen zeggen 'niet uit het beroep', maar ik schat dat de meerderheid van de aanwezigen in de praktijk als - al of niet psychoanalystisch geschoolde - therapeut werkzaam is.
Gastspreker Froukje Slijper is psychoanalytica en deskundige op het gebied van genderproblematiek bij kinderen. Zij spreekt vanuit een jarenlange ervaring met de behandeling van genderkinderen, waarvan het merendeel genderjongens. Haar theoretische uitweiding voorziet ze van voorbeelden uit haar therapeutische praktijk. In de diagnostische fase laat ze kinderen een 'menstekening' maken. Tot een jaar of zes blijken kinderen als eerste een mens van de eigen sekse te tekenen. Genderkinderen tekenen de andere sekse: in het geval van genderjongens prinsessen en barbie-achtige figuren. Details zoals een vrouwelijke taille en versierselen in het haar worden daarbij niet vergeten. Slijper benadrukt dat crossgendergedrag nog geen crossgenderidentificatie inhoudt. Onder het laatste wordt een sterk en aanhoudend gevoel 'tot de andere sekse te behoren' verstaan.
Dat dit sterke en aanhoudende gevoel geen uitsluitsel geeft over hoe een kind zich zal gaan ontwikkelen, weet Slijper uit ervaring. Ze illustreert haar betoog met twee 'gevallen', die de verschillende gender-loopbanen laten zien. Karel heeft zijn mannelijke en vrouwelijke kanten uiteindelijk kunnen integreren in een identiteit als man. Yvo heeft een blijvende vrouwelijke identiteit ontwikkeld, en gaat sinds de middelbare school als Yvette door het leven. Zij ondergaat momenteel een hormoonbehandeling die de puberteit uitstelt. Pas na haar achttiende komt zij in aanmerking voor een operatie.
Als het medische behandelingstraject is genoemd, komen er al gauw vragen uit de zaal. Wordt transseksualiteit niet juist gecreëerd door de therapeut? Slijper reageert ontkennend, en benadrukt: er is geen sprake van creëren, je volgt als behandelaar altijd de ontwikkeling van het kind. Ook in het geval er bijvoorbeeld zowel mannelijke als vrouwelijke kanten aanwezig zijn, zoals in het geval van Karel. Dan ga je daar vanuit. Maar Yvette roept in dit gezelschap meer vragen en reacties op dan Karel.
Ook de ouders van genderkinderen wordt begeleiding aangeboden. Een van de veel voorkomende problemen is het gepest worden op school. Ter preventie van het pesten wordt aan de ouders van genderjongens geadviseerd hun kind te weerhouden zijn barbies mee naar school te nemen. Ook dit voorbeeld roept reacties op uit de zaal. Zoals het voorstel van iemand om 'een goeie nicht' voor de klas te zetten, in plaats van de barbies thuis te laten. Natuurlijk zou die goeie nicht mooi werk kunnen verrichten voor de barbiejongens en de voetbalmeiden, en zou het goed zijn wanneer scholen een klimaat kunnen scheppen waarin crossgendergedrag net zo geaccepteerd is als stereotiep gedrag. De vraag is wel wat de taakopdracht van die nicht zou moeten zijn ten aanzien van het genderkind. Moet een barbiejongen leren als jongen met barbies te spelen? Of mag hij bij deze - zich crossgender gedragende leerkracht - ook kiezen voor een meisjesidentiteit?
Waardevol vind ik Slijpers lijstje waarschuwingen voor therapeuten. Er zijn diverse valkuilen waar je onbedoeld in terecht kunt komen. Slijper wijt het gebrek aan aandacht van hulpverleners voor genderverdriet (haar vertaling van 'genderdysforie') aan het feit dat dit zo ver van je afstaat dat het moeilijk is je erin te verplaatsen. Een van de valkuilen is dan ook dat je het gaat ontkennen. Een andere valkuil voor therapeuten is de ouders als schuldigen aan te wijzen.
Het zou aardig zijn dit lijstje uit te breiden. Tijdens de avond schiet me al een aanvulling te binnen. Slijper vertelt naar aanleiding van Yvette over wat zij als het grootste probleem ziet voor de gender-tieners van rond de zestien. 'Zij wordt natuurlijk - net als andere kinderen - verliefd op jongens.' Vergeten wordt dat het meisje evengoed op meisjes verliefd zou kunnen worden: de eerste valkuil.
Maar er is nog een valkuil, die wellicht voortkomt uit het ver-van-mijn-bed gevoel dat hulpverleners krijgen wanneer ze met gendervragen worden geconfronteerd. De aanname dat het voor een liefdespartner problematisch zal zijn wanneer het meisje nog een jongensachtig genitaal heeft. Natuurlijk, het is mogelijk dat dit een schrikreactie zal opleveren. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Het probleem van verliefdheid kan zich op vele manieren aan dit genderkind openbaren. Niet per se omdat zij een genderkind is, maar omdat verliefdheid als je zestien bent, bij de meesten gepaard gaat met verwarring en onbehagen, teleurstellingen en heftige emoties. Anderzijds, voor wie zestien of zesenzestig is, blijkt zo vaak: de liefde maakt zowel ziende als blind, en wat men tussen de benen heeft hoeft voor een verliefde niet altijd van doorslaggevende betekenis te zijn.
De valkuil van het te snel of te veel problematiseren door hulpverleners is de pendant van het precies tegenovergestelde, die van het ontkennen of bagatelliseren. Beide neigingen kunnen je het zicht benemen op hoe het werkelijk bij iemand in elkaar steekt. Erkenning van een probleem is belangrijk, net zo belangrijk als het probleem niet groter maken dan het is. Het zou daarom een goede zaak zijn wanneer therapeuten - evenals de rest van de maatschappij - hun beeldvorming verrijken met voorbeelden van genderblijheid en gendersucces.
In het statige herenhuis aan het Olympiaplein schuiven de heren en dames (vooral de laatsten) naar binnen. De ongeveer vijftig bezoekers passen amper in het zaaltje. Sommigen komen naar eigen zeggen 'niet uit het beroep', maar ik schat dat de meerderheid van de aanwezigen in de praktijk als - al of niet psychoanalystisch geschoolde - therapeut werkzaam is.
Gastspreker Froukje Slijper is psychoanalytica en deskundige op het gebied van genderproblematiek bij kinderen. Zij spreekt vanuit een jarenlange ervaring met de behandeling van genderkinderen, waarvan het merendeel genderjongens. Haar theoretische uitweiding voorziet ze van voorbeelden uit haar therapeutische praktijk. In de diagnostische fase laat ze kinderen een 'menstekening' maken. Tot een jaar of zes blijken kinderen als eerste een mens van de eigen sekse te tekenen. Genderkinderen tekenen de andere sekse: in het geval van genderjongens prinsessen en barbie-achtige figuren. Details zoals een vrouwelijke taille en versierselen in het haar worden daarbij niet vergeten. Slijper benadrukt dat crossgendergedrag nog geen crossgenderidentificatie inhoudt. Onder het laatste wordt een sterk en aanhoudend gevoel 'tot de andere sekse te behoren' verstaan.
Dat dit sterke en aanhoudende gevoel geen uitsluitsel geeft over hoe een kind zich zal gaan ontwikkelen, weet Slijper uit ervaring. Ze illustreert haar betoog met twee 'gevallen', die de verschillende gender-loopbanen laten zien. Karel heeft zijn mannelijke en vrouwelijke kanten uiteindelijk kunnen integreren in een identiteit als man. Yvo heeft een blijvende vrouwelijke identiteit ontwikkeld, en gaat sinds de middelbare school als Yvette door het leven. Zij ondergaat momenteel een hormoonbehandeling die de puberteit uitstelt. Pas na haar achttiende komt zij in aanmerking voor een operatie.
Als het medische behandelingstraject is genoemd, komen er al gauw vragen uit de zaal. Wordt transseksualiteit niet juist gecreëerd door de therapeut? Slijper reageert ontkennend, en benadrukt: er is geen sprake van creëren, je volgt als behandelaar altijd de ontwikkeling van het kind. Ook in het geval er bijvoorbeeld zowel mannelijke als vrouwelijke kanten aanwezig zijn, zoals in het geval van Karel. Dan ga je daar vanuit. Maar Yvette roept in dit gezelschap meer vragen en reacties op dan Karel.
Ook de ouders van genderkinderen wordt begeleiding aangeboden. Een van de veel voorkomende problemen is het gepest worden op school. Ter preventie van het pesten wordt aan de ouders van genderjongens geadviseerd hun kind te weerhouden zijn barbies mee naar school te nemen. Ook dit voorbeeld roept reacties op uit de zaal. Zoals het voorstel van iemand om 'een goeie nicht' voor de klas te zetten, in plaats van de barbies thuis te laten. Natuurlijk zou die goeie nicht mooi werk kunnen verrichten voor de barbiejongens en de voetbalmeiden, en zou het goed zijn wanneer scholen een klimaat kunnen scheppen waarin crossgendergedrag net zo geaccepteerd is als stereotiep gedrag. De vraag is wel wat de taakopdracht van die nicht zou moeten zijn ten aanzien van het genderkind. Moet een barbiejongen leren als jongen met barbies te spelen? Of mag hij bij deze - zich crossgender gedragende leerkracht - ook kiezen voor een meisjesidentiteit?
Waardevol vind ik Slijpers lijstje waarschuwingen voor therapeuten. Er zijn diverse valkuilen waar je onbedoeld in terecht kunt komen. Slijper wijt het gebrek aan aandacht van hulpverleners voor genderverdriet (haar vertaling van 'genderdysforie') aan het feit dat dit zo ver van je afstaat dat het moeilijk is je erin te verplaatsen. Een van de valkuilen is dan ook dat je het gaat ontkennen. Een andere valkuil voor therapeuten is de ouders als schuldigen aan te wijzen.
Het zou aardig zijn dit lijstje uit te breiden. Tijdens de avond schiet me al een aanvulling te binnen. Slijper vertelt naar aanleiding van Yvette over wat zij als het grootste probleem ziet voor de gender-tieners van rond de zestien. 'Zij wordt natuurlijk - net als andere kinderen - verliefd op jongens.' Vergeten wordt dat het meisje evengoed op meisjes verliefd zou kunnen worden: de eerste valkuil.
Maar er is nog een valkuil, die wellicht voortkomt uit het ver-van-mijn-bed gevoel dat hulpverleners krijgen wanneer ze met gendervragen worden geconfronteerd. De aanname dat het voor een liefdespartner problematisch zal zijn wanneer het meisje nog een jongensachtig genitaal heeft. Natuurlijk, het is mogelijk dat dit een schrikreactie zal opleveren. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Het probleem van verliefdheid kan zich op vele manieren aan dit genderkind openbaren. Niet per se omdat zij een genderkind is, maar omdat verliefdheid als je zestien bent, bij de meesten gepaard gaat met verwarring en onbehagen, teleurstellingen en heftige emoties. Anderzijds, voor wie zestien of zesenzestig is, blijkt zo vaak: de liefde maakt zowel ziende als blind, en wat men tussen de benen heeft hoeft voor een verliefde niet altijd van doorslaggevende betekenis te zijn.
De valkuil van het te snel of te veel problematiseren door hulpverleners is de pendant van het precies tegenovergestelde, die van het ontkennen of bagatelliseren. Beide neigingen kunnen je het zicht benemen op hoe het werkelijk bij iemand in elkaar steekt. Erkenning van een probleem is belangrijk, net zo belangrijk als het probleem niet groter maken dan het is. Het zou daarom een goede zaak zijn wanneer therapeuten - evenals de rest van de maatschappij - hun beeldvorming verrijken met voorbeelden van genderblijheid en gendersucces.