Fleur Brouweropinie, 1 mei 1996

Zelfbewust onderzoek op zee

Een manvrouwmens over buiten- en binnenwereld

Niet passen in de door god gegeven genderhokjes: zit je zo in elkaar, dan ontkom je bijna niet aan een obsessie voor het uiterlijk. Want ook al zit identiteit uiteindelijk in je hoofd en in je hart, het lichaam en de aankleding van het lichaam zijn wel belangrijke zichtbare uitdrukkingen van die identiteit. Met je uiterlijk presenteer je je dwingend en elke dag, ieder uur. Fleur Brouwer laat in onderstaand artikel iets zien van haar/zijn zoektocht naar een uiterlijk dat zelfbewust is.

 

 

Buitenleven: het washok

 

Ieder jaar ga ik zeker twee of drie keer een aantal dagen of weken lopen. Weg van het stadse bestaan, voor de zoveelste keer ervaren dat de cliché over het rustgevende van het buitenleven en het uur-na-uur bewegen kloppen. Soms ga ik met vriendinnen, kind of geliefde, soms ook ga ik in m'n eentje. 's Avonds staar ik naar de zonsondergang of luister ik naar de regen die klettert op het tentdak. 's Morgens breek ik niet al te laat op. Ik bekijk mijzelf vaak door de ogen van anderen. Maar soms lukt het me mijzelf zuiver door eigen bril te bezien -het zieltje, het lijf.

De bewoners van de streek waar ik doortrek, zien -even aarzelen ze -boven de stevige bergschoenen een man. Een slanke man met een legging die men door de ambiance ineens als een trainingsbroek ziet. Bij mooi weer draagt hij een lang hemd en een kort broekje. De vrouwen zien dat z'n benen vrijwel onbehaard zijn. Heeft hij twee oorknopjes? En zijn de lange wimpers echt van nature zo zwart?
Als deze zogenoemde man op éé van z'n solotochten het tentje aan het eind van de middag heeft neergezet op een camping en, een glaasje wijn in de hand, lui onderuitgezakt tegen een boom geleund zit, dan bekijkt vast geen voorbijganger zo nadrukkelijk de zwarte slip dat het hem of haar opvalt dat onder het opgewaaide hemd geen mannelijke geslachtsdelen zichtbaar zijn. Misschien is er, de volgende ochtend, wè iemand die ziet hoe hij zich bijna in het washok vergist: vlak voor de deur waarop een gestileerde houten figuur met een jurk is gespijkerd, stopt hij abrupt. Hij draait zich een kwartslag, waarna hij de mannenkant opzoekt. De groet klinkt niet al te zelfbewust, de blik is naar binnen gekeerd. Ingeklemd tussen gespierde armen, draden van scheerapparaten en schommelende bierbuiken scheert hij zich met zeep en mesje - heel zorgvuldig, terwijl er zo te zien toch niet veel te scheren is. Natuurlijk weet ik wat er ondertussen in hem omgaat. Laten we zeggen dat hij zich voorhoudt wat hij zich op deze tochten zo vaak voorhoudt, namelijk dat de indeling in het hokje man goed van pas komt. "Hoe zou ik anders zo alleen durven gaan waar ik deze dagen ga?"

 

Stadsleven: de tram

 

Het gewone leven is voor mij het stadsleven. Wanneer ik in Amsterdam ben - op straat, in de tram, op m'n werk - pas ik me veel minder aan dan op reis. Dus sta ik uiterlijk dicht bij de androgyn (de lesbienne?, de hermafrodiet?) die ik in wezen ben. Een voor mij gewone aankleding: lakjas, stretchbroek, laarsjes, enigszins opgemaakte ogen. Geen Fabiola, nee, zelfs niks extravagants. De lakjas is trouwens eigenlijk de storm-en-regenjas van de bonkige oom die in de jaren vijftig lid van de reddingsbrigade was op éé van de waddeneilanden.
Zo bekijk ik mijzelf: de buitenkant, de binnenkant. En natuurlijk zie ik mijzelf ook hier weer door de ogen van anderen.
In de tram bekijken de mensen deze man-vrouw-of-wat-is-het-nee-natuurlijk-toch-een-man. Is er in de hoofden echt een moment van ontregeling? Zijn de blikkenwerpers verwonderd of geamuseerd, zijn ze afkerig of wellicht onverschillig? Is het misschien niets van dat al, is het niet meer dan een wat ongewoon beeld waaraan hun blik als vanzelf even blijft hangen voor 'ie weer op staren staat?
Als hzij zich niet goed voelt, dan is hzij naar eigen zeggen "op z'n minst gedéé datgene wat anderen volgens mij in mij zien". Meestal ook nog eens niks gunstigs. Terwijl hzij ook weet dat er genoeg mensen zijn die een van-alles-wat-mens wel fascinerend vinden - zeker als ze merken dat het echt is. Natuurlijk: zelfs de intimi blijven, op een hoge uitzondering na, behoefte houden aan min of meer duidelijke hokjes. Maar dat geldt bij vlagen ook voor hemhaarzelf: zonder categoriseringen lijkt een mens werkelijk reddeloos verloren.

 

Binnenleven: de zee

 

Het redactie rept van een zee van ruimte tussen de genderpolen. Ik probeerde in bovenstaande met een enkele penseelstreek te schetsen wat dit in de praktijk voor mijzelf, een tussenmens, betekent. Het uiterlijk staat nogal centraal. Hiermee presenteer ik me immers en mijn presentatie is geen vanzelfsprekendheid. Maar het gaat uiteindelijk toch om iets anders...

In een ruimdenkende maatschappij vind je de zee-tussen-de-genderpolen terug in leefvormen, gesprekken en straatbeeld. Maar deze ruimte bestaat - hier komt de moraal van het verhaal - ook los van wat anderen zeggen, denken of
bepalen. Want wordt, bijvoorbeeld, de manvrouw als 'mannelijke wandelaar door een traditionele wereld' ineens een macho? Ach nee. Misschien komt er (komisch moment) onverwacht wat stoerderigheid naar boven die er anders niet is. Verder wordt hzij juist, met het harden van zijn spieren, steeds zachter van binnen, dikwijls tot tranen toe geroerd en verrukt van een geluid, een gebaar, een vorm.

Vele jaren terug alweer zat ik op een avond met een vriendin honderduit te kletsen over de tijd dat we het bed deelden. Hoe het gesprek precies verliep ben ik vergeten. Maar éé opmerking zal ik nooit vergeten. "Wanneer", zei ze plotseling, "hou jij nu eindelijk eens definitief op te proberen als man te vrijen. Je doet het voor de ander, of om jezelf gerust te stellen. Weet ik veel. Maar het lukt je niet. Het past je niet."
Onder meer door dit soort ervaringen ben ik er van overtuigd geraakt dat het bevaren van de zee in de eerste plaats (levenslang) zelfonderzoek betekent. Op het gebied van gender: alle innerlijke beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid bekijken, het hele gordijn van normen over fatsoen en seksualiteit opzijschuiven om jezelf te kunnen zien zoals je (misschien alleen in je fantasieën) bent en voelt.

De zee bevaren is zeker geen asociale bezigheid, en maatschappelijke strijd om de ruimte is hartstikke nodig. Maar de manier waarop je je in de buitenwereld manifesteert is uiteindelijk toch zeker ook de resultante van het innerlijk woelen en worstelen. De zee bevaren is een poging - niet meer en niet minder - om zelfbewust te leven.