De genderbende van Judith Butler
Een Nederlandse vertaling en een bezoek aan Nederland
In het kader van het 'genderbende' festival dat van 7 t/m 11 december werd gehouden in de Balie, hield Judith Butler een lezing. De Amerikaanse Judith Butler is een spraakmakende filosoof op het gebied van gendervraagstukken. Gangbare ideeën over mannelijkheid, vrouwelijkheid en heteroseksualiteit worden door Butler op de helling gezet. De verwarring die ontstaat doordat mensen niet passen in de stereotype gender dichotomie wordt door Butler als inspiratiebron gebruikt om gender en seksualiteit te her-denken.
Aanleiding voor Judith Butlers komst naar Nederland is het verschijnen van het boek 'Genderturbulentie' bij Parrèsia/Boom. In dit boek zijn voor het eerst verschillende teksten van Judith Butler in het Nederlands vertaald.
Op de avond in de Balie krijgt Butler eerst de gelegenheid om terug te kijken op de storm die het boek 'Gender Trouble' heeft veroorzaakt in feministische theorievorming. Na deze terugblik gaan achtereenvolgens Stephen Whittle (een van de belangrijkste Britse transactivisten van dit moment en auteur van o.a. 'The Transgender Debate - The crisis surrounding gender identities') en Annemie Halsema (feministisch filosofe gepromoveerd op het denken van Luce Irigaray) met Butler in gesprek.
Hieronder een impressie van Judith Butlers lezing en van het gesprek tussen Butler en Whittle.
Judith Butler was elf jaar jonger en nog zonder een spoor van grijs haar toen ze 'Gender Trouble' schreef in het appartement in Washington D.C., waar ze toen woonde. Haar belangrijkste publiek was een rood tapijt. Het boek is een eigen leven gaan leiden. Het is geworden tot een provocatieve inmenging in feministische theorievorming, en wordt geciteerd als een van de bouwstenen van queer theorievorming. Judith Butler ziet het nu bijna als een relikwie uit een ver verleden. Haar belangrijkste motivatie om 'Gender Trouble' te schrijven was dat ze het heteroseksisme van veel feministisch denken wilde aantonen en aanvechten. Tevens wilde Judith Butler een poging wagen om de wereld zo te denken dat ook degenen voor wie in bestaande gendertheorieën geen of slechts een marginale plaats is ingeruimd gezien en erkend kunnen worden als deelnemers aan en vormgevers van de wereld. Ze had de ambitie een nieuw betekenisgevend denkkader te ontwikkelen waarin ook ruimte zou zijn voor diegenen voor wie er geen culturele, talige en normatieve plaats is in het dominante twee-seksensysteem. In de Balie vertelt Judith Butler hoe ze, na elf jaar, zelf terugkijkt op 'Gender Trouble'.
Een enkele uitzondering (Monique Wittig) daargelaten, was het denken over genderverschillen elf jaar geleden gestoeld op de norm van heteroseksualiteit. Denken over genderverschillen was denken over heteroseksualiteit. Lévi Strauss lanceerde het idee dat de overgang van 'primitieve' naar 'geciviliseerde' samenlevingen wordt gekenmerkt door de ruil van vrouwen door mannen. Stamverbanden gevormd door mannen wisselen onderling vrouwen uit als onderdeel van culturele en handels relaties tussen verschillende groepen. Vrouwen worden zo niet alleen tot object gemaakt, ze worden op deze manier ook gedacht en behandeld als behorend tot de natuur, terwijl mannen de belangrijkste dragers en vormgevers van cultuur zijn. Deze gedachtegang vormde een belangrijke inspiratiebron waar allerlei denkers over genderverschillen (de Beauvoir, Lacan, Kristeva, Irigaray) aan bleven refereren. Het aantrekkelijke van de op deze theorie gestoelde gedachtegangen is dat genderverschillen gezien en geanalyseerd kunnen worden als fundamenteel bepalend en vormgevend voor hoe een maatschappij eruit ziet, waardoor de theorie krachtige wapens aanreikt om kritiek te leveren op manieren van denken (en manieren van wetenschap en politiek bedrijven) die genderverschillen ontkennen of negeren. Het belangrijkste probleem met deze manieren van denken is dat ze genderverschillen als bestaand veronderstellen, en zich baseren op stereotype noties van wat deze verschillen inhouden. De verschillen zelf staan niet ter discussie. Lesbische vrouwen horen bij de groep mensen die juist het bestaan van het genderverschil kritisch onder de loep willen nemen, omdat ze hun eigen zijn en manieren van leven willen kunnen begrijpen zonder terug te moeten vallen op de termen van aloude en bekend veronderstelde heteroseksuele man-vrouw patronen.
Kunnen genderrollen en -identiteiten alleen maar in bestaande stereotypen begrepen en geduid worden? Kan bijvoorbeeld de indeling in butch - femme slechts begrepen worden als nabootsing en daardoor ook als bestendiging en bevestiging van bestaande indelingen in 'mannetjes' en 'vrouwtjes'? Judith Butler betoogt dat dit niet zo is. Ze vertelt hoe zij, als 'bar-dyke', in kroegen kwam die ook gefrequenteerd werden door drag queens. Deze drag queens muntten uit in het verbeelden van vrouwelijkheid, op een manier waar Butler niet aan zou kunnen en willen tippen. Butler weigert deze ervaring te interpreteren als een bewijs van haar gebrek aan vrouwelijkheid, een bewijs van het feit dat zij geen 'echte' vrouw is. Integendeel. Zij ziet het optreden van de drag queens als bewijs voor het feit dat zowel 'originele' vrouwen als 'nabootsingen' performatieve constructies zijn. Drag queens tonen aan dat het 'wezen' van gender niet in het lichaam zit, maar dat gender voortdurend opnieuw wordt gecreëerd door de toe-eigening en herhaling van gedrag dat aan mannen of vrouwen wordt toegeschreven.
Nabootsing: wil de echte vrouw opstaan?
Doordat drag queens vrouwelijkheid zo perfect kunnen uit- en verbeelden laten ze scherp zien dat vrouwelijkheid maakbaar, een constructie, is. Wat gewoonlijk wordt gezien als een uitdrukking van een interne gendergesteldheid blijkt eigenlijk een effect te zijn van lijfelijke uitdrukkingen en gedragingen. Drag queens, en ook butches en femmes, 'lenen' en 'citeren' bestaande beelden van vrouwelijkheid en mannelijkheid en plaatsen deze in een andere context waardoor de betekenis die aan deze beelden gegeven wordt ook verschuift. De 'nabootsing' werpt daarmee een humoristisch en verhelderend licht op het 'origineel' en stelt beide ter discussie. Het effect van nabootsen is daarom niet het bevestigen van gender stereotypen, maar juist het ontwortelen ervan. Nabootsen, citeren, en lenen van bestaande genderbeelden en ze ontrukken aan de sociale omgeving waarin deze beelden normaliter betekenis krijgen is een belangrijk mechanisme voor politieke verandering, voornamelijk door de ontregelende werking ervan. Bij het zien van een man verkleed als vrouw, of van een vrouw verkleed als man, wordt altijd de onverklede versie van deze personen als 'de echte' gezien. De gender die wordt aangebracht door kleding vormt een schijnrealiteit, een spel. Waarom denken we te weten wat echt is en wat schijn? De vraag wat een vrouw tot een vrouw maakt (of een man tot een man), de vraag wie de 'echte' vrouw (of man) is, is een vraag die tot op heden veel denkers (en wetgevers en beleidsmakers) bezighoudt. Het bewijs van echtheid wordt veelal gezocht in de biologie (hormonen, lijven, hersenen), of in de cultuur. Bij degenen die op zoek gaan naar de culturele bepaaldheid van gender zijn psychoanalytische theorieën over de totstandkoming van identiteiten een belangrijke inspiratiebron.
Judith Butler wil deze 'wezens'vraag naar de prullenmand verwijzen. Ze gruwt van op de biologie gestoelde essentialistische verklaringen van genderverschillen, en haalt onderzoek aan van feministisch biologen die overtuigend aantonen hoe deze verklaringen zelf in belangrijke mate gebaseerd zijn op de aanname dat deze verschillen bestaan. Psychoanalytisch geïnspireerde verklaringen doen dit uiteindelijk ook, terwijl beide uitgaan van heteroseksualiteit als de norm. Het gaat er volgens Butler niet om (te kunnen bepalen) wie de echte vrouw is, maar het gaat erom te begrijpen hoe constructies van vrouwelijkheid en mannelijkheid ingezet worden als machtsmechanismen; als middelen om mensen in te delen, uit te sluiten en te beoordelen. Elke uitspraak over wat en wie 'echt' is, is een uitdrukking van macht. Hoe en met welke middelen wordt een waarheid, een realiteit, gemaakt? Wie bepaalt wie er in aanmerking komen als 'echt', en dus ook wie 'onecht' zijn?
In het laatste hoofdstuk van haar boek 'Gender Trouble' doet Judith Butler een poging de politieke implicaties van haar denken uiteen te zetten. Ze geeft in dit hoofdstuk aan dat genderparodieën als uitgevoerd door bijvoorbeeld drag queens een belangrijke inspiratie kunnen zijn bij het ter discussie stellen en anders (opnieuw) verbeelden en denken van gender en genderverschillen.
Op deze stelling is veel kritiek. Genderparodieën (zoals bijvoorbeeld te zien in de film 'Paris is Burning') laten, volgens critici, juist het falen van de politiek zien. Drag queens en andere genderparodieën bestaan immers alleen in de schijnwereld van het theater en niet in het 'echte' leven? Hoewel Judith Butler deze interpretatie deels kan onderschrijven, en ook ziet dat de theaters en andere plaatsen waar genderparodieën vorm krijgen deels bestaan omdat er elders geen plaats voor is, heeft ze ook een positievere lezing. In de theaters en kroegen waar o.a. drag queens optreden wordt een fantasie wereld vormgegeven waar erkenning van andere genders mogelijk is, en waar andere verbeeldingen van gender uitgevoerd kunnen worden. 'De strijd om te bestaan is niet los te koppelen van cultuur, verbeelding en fantasie. Door fantasie en verbeelding wordt 'elders' thuisgebracht.'
Interseksuelen en transgenders stellen de vraag wie 'echt' is ter discussie, en laten daarmee ook zien hoe de maatstaven en normen om te bepalen wat en wie echt is ter discussie gesteld kunnen worden. Het denken en verbeelden van nieuwe gendermogelijkheden is een taak waarbij de fantasie onontbeerlijk is. Voor transgenders is dit niet louter een zaak van humor, lol en theater - het is een bestaansvoorwaarde. In veel feministische denkkaders 'bestaan' transgenders niet, ze vormen 'de ander', het 'niet echte', het 'niet menselijke'. In conventionele denkwijzen geldt dit ook voor vrouwen, maar: 'vrouwen worden tenminste nog onderdrukt hetgeen een bewijs is voor hun bestaan'. 'Niet bestaan' is 'niet denkbaar zijn', een onmogelijkheid, niet uit te drukken in taal. Dit is waarom de fantasie en de verbeelding zo belangrijk zijn, en dat is waarom het belangrijk is dat er plaatsen zijn waar de fantasie de vrije loop kan krijgen.
In het gesprek met Judith Butler confronteert Stephen Whittle de ideeën zoals verwoord in 'Gender Trouble' met de weerbarstige praktijk van transgenders in Groot-Brittannië.
Stephen Whittle onderschrijft Butlers' analyse van gender als performatieve constructies. Whittles ervaring als advocaat en activist voor de rechten van transgenders in Groot-Brittannië doet bij hem echter twijfels rijzen over het nut van dit inzicht. In de Britse rechtbanken zou het argument dat gender een sociale constructie is weinig kans op succes hebben. Het argument dat transgenders 'er niets aan kunnen doen' omdat hun zijnstoestand biologisch bepaald is, is veel effectiever. Sommige transgenders zelf vinden ook troost in de gedachte dat wat en wie ze zijn niet een 'sociale constructie' is, maar een biologisch gegeven.
Judith Butler erkent dit, maar betreurt ook dat dit zo is. Ze zou willen streven naar een wetscultuur waarin de biologische argumenten niet als meest doorslaggevend gelden. Biologische causaliteiten werken altijd tegen minderheden en tegen vrouwen, en als rechters bereid zijn biologische argumenten te accepteren als het gaat over transgenders bestaat het gevaar dat ze dit ook gaan doen op andere gebieden. Het zou goed zijn om na te denken over andere dan biologische noodzaken om genderoperaties te kunnen legitimeren.
De praktijk op dit moment is volgens Whittle, dat als de genderidentiteit die mensen willen aannemen niet overeenstemt met hun biologische gender en ze dit niet kunnen verantwoorden op biologische gronden, ze het risico lopen als mentaal gestoord gekwalificeerd te worden. Butlers reactie: 'Gestoord zijn is goed!' Stephen Whittle vraagt of Judith Butler weet welke niet-biologische argumenten effectief ingezet kunnen worden in rechtszaken. In de VS, het land van de radicale individualisten en van de liberale politieke filosofie, werkt het argument dat eenieder vrij is om te kiezen, het recht op 'freedom of expression'. Het is belangrijk om te weten welke argumenten effectief kunnen worden ingezet voor strategische doeleinden, maar politieke bewegingen (transgenders, de homobeweging) kunnen zich niet beperken tot het kiezen van de beste argumenten. Ze moeten zich ook inzetten voor het immense cultureel-theoretisch project om de werkelijkheid te reconstrueren en anders te denken.
Stephen Whittle vindt de gedachte van Butler dat transgenders het denken over mannelijkheid en vrouwelijkheid op een inspirerende manier ontregelen een interessante. Zijn ervaring als FtM transgender is echter dat transmannen (van wie veel uit de activistische feministenhoek komen) vooral gezien worden als verbeeldingen van nieuwe en andere vormen van vrouwelijkheid. Ze worden gezien als 'oude vrouwen' die vrouwelijkheid ter discussie stellen, en niet als 'nieuwe mannen' die mannelijkheid ter discussie stellen. Op welke manier kan de ervaring van transmannen ook ingezet worden om mannelijkheid ter discussie te stellen? Volgens Butler is het bestaan van transmannen op zich al een ontregeling van bestaande ideeën en praktijken van mannelijkheid. Transmannen laten zien dat mannelijkheid een dynamisch wordingsproces is, waardoor statische ideeën over mannelijkheid als een 'gegeven' ter discussie gesteld worden.
Butler: 'Sommige feministen zien FtM-transgenders als vrouwen die hun vrouwelijkheid of lesbisch-zijn ontkennen en onderdrukken, of er bang voor zijn. Dit is een onzinnige interpretatie, omdat het uitgaat van een statisch en universeel bestaand genderverschil en niet erkent dat gender een proces van sociale constructie is. Transmannen laten hun eigen complexe gendergeschiedenis zien, waardoor ze de levende verbeelding worden van gender als een sociaal vormgevingsproces en een belangrijk licht werpen op hoe zo'n proces kan verlopen.'
Judith Butler, Genderturbulentie. Boom/Parrèsia, Amsterdam 2000.
Aanleiding voor Judith Butlers komst naar Nederland is het verschijnen van het boek 'Genderturbulentie' bij Parrèsia/Boom. In dit boek zijn voor het eerst verschillende teksten van Judith Butler in het Nederlands vertaald.
Op de avond in de Balie krijgt Butler eerst de gelegenheid om terug te kijken op de storm die het boek 'Gender Trouble' heeft veroorzaakt in feministische theorievorming. Na deze terugblik gaan achtereenvolgens Stephen Whittle (een van de belangrijkste Britse transactivisten van dit moment en auteur van o.a. 'The Transgender Debate - The crisis surrounding gender identities') en Annemie Halsema (feministisch filosofe gepromoveerd op het denken van Luce Irigaray) met Butler in gesprek.
Hieronder een impressie van Judith Butlers lezing en van het gesprek tussen Butler en Whittle.
I Gender Trouble
Judith Butler was elf jaar jonger en nog zonder een spoor van grijs haar toen ze 'Gender Trouble' schreef in het appartement in Washington D.C., waar ze toen woonde. Haar belangrijkste publiek was een rood tapijt. Het boek is een eigen leven gaan leiden. Het is geworden tot een provocatieve inmenging in feministische theorievorming, en wordt geciteerd als een van de bouwstenen van queer theorievorming. Judith Butler ziet het nu bijna als een relikwie uit een ver verleden. Haar belangrijkste motivatie om 'Gender Trouble' te schrijven was dat ze het heteroseksisme van veel feministisch denken wilde aantonen en aanvechten. Tevens wilde Judith Butler een poging wagen om de wereld zo te denken dat ook degenen voor wie in bestaande gendertheorieën geen of slechts een marginale plaats is ingeruimd gezien en erkend kunnen worden als deelnemers aan en vormgevers van de wereld. Ze had de ambitie een nieuw betekenisgevend denkkader te ontwikkelen waarin ook ruimte zou zijn voor diegenen voor wie er geen culturele, talige en normatieve plaats is in het dominante twee-seksensysteem. In de Balie vertelt Judith Butler hoe ze, na elf jaar, zelf terugkijkt op 'Gender Trouble'.
Feminisme en heteroseksualiteit
Een enkele uitzondering (Monique Wittig) daargelaten, was het denken over genderverschillen elf jaar geleden gestoeld op de norm van heteroseksualiteit. Denken over genderverschillen was denken over heteroseksualiteit. Lévi Strauss lanceerde het idee dat de overgang van 'primitieve' naar 'geciviliseerde' samenlevingen wordt gekenmerkt door de ruil van vrouwen door mannen. Stamverbanden gevormd door mannen wisselen onderling vrouwen uit als onderdeel van culturele en handels relaties tussen verschillende groepen. Vrouwen worden zo niet alleen tot object gemaakt, ze worden op deze manier ook gedacht en behandeld als behorend tot de natuur, terwijl mannen de belangrijkste dragers en vormgevers van cultuur zijn. Deze gedachtegang vormde een belangrijke inspiratiebron waar allerlei denkers over genderverschillen (de Beauvoir, Lacan, Kristeva, Irigaray) aan bleven refereren. Het aantrekkelijke van de op deze theorie gestoelde gedachtegangen is dat genderverschillen gezien en geanalyseerd kunnen worden als fundamenteel bepalend en vormgevend voor hoe een maatschappij eruit ziet, waardoor de theorie krachtige wapens aanreikt om kritiek te leveren op manieren van denken (en manieren van wetenschap en politiek bedrijven) die genderverschillen ontkennen of negeren. Het belangrijkste probleem met deze manieren van denken is dat ze genderverschillen als bestaand veronderstellen, en zich baseren op stereotype noties van wat deze verschillen inhouden. De verschillen zelf staan niet ter discussie. Lesbische vrouwen horen bij de groep mensen die juist het bestaan van het genderverschil kritisch onder de loep willen nemen, omdat ze hun eigen zijn en manieren van leven willen kunnen begrijpen zonder terug te moeten vallen op de termen van aloude en bekend veronderstelde heteroseksuele man-vrouw patronen.
Kunnen genderrollen en -identiteiten alleen maar in bestaande stereotypen begrepen en geduid worden? Kan bijvoorbeeld de indeling in butch - femme slechts begrepen worden als nabootsing en daardoor ook als bestendiging en bevestiging van bestaande indelingen in 'mannetjes' en 'vrouwtjes'? Judith Butler betoogt dat dit niet zo is. Ze vertelt hoe zij, als 'bar-dyke', in kroegen kwam die ook gefrequenteerd werden door drag queens. Deze drag queens muntten uit in het verbeelden van vrouwelijkheid, op een manier waar Butler niet aan zou kunnen en willen tippen. Butler weigert deze ervaring te interpreteren als een bewijs van haar gebrek aan vrouwelijkheid, een bewijs van het feit dat zij geen 'echte' vrouw is. Integendeel. Zij ziet het optreden van de drag queens als bewijs voor het feit dat zowel 'originele' vrouwen als 'nabootsingen' performatieve constructies zijn. Drag queens tonen aan dat het 'wezen' van gender niet in het lichaam zit, maar dat gender voortdurend opnieuw wordt gecreëerd door de toe-eigening en herhaling van gedrag dat aan mannen of vrouwen wordt toegeschreven.
Nabootsing: wil de echte vrouw opstaan?
Doordat drag queens vrouwelijkheid zo perfect kunnen uit- en verbeelden laten ze scherp zien dat vrouwelijkheid maakbaar, een constructie, is. Wat gewoonlijk wordt gezien als een uitdrukking van een interne gendergesteldheid blijkt eigenlijk een effect te zijn van lijfelijke uitdrukkingen en gedragingen. Drag queens, en ook butches en femmes, 'lenen' en 'citeren' bestaande beelden van vrouwelijkheid en mannelijkheid en plaatsen deze in een andere context waardoor de betekenis die aan deze beelden gegeven wordt ook verschuift. De 'nabootsing' werpt daarmee een humoristisch en verhelderend licht op het 'origineel' en stelt beide ter discussie. Het effect van nabootsen is daarom niet het bevestigen van gender stereotypen, maar juist het ontwortelen ervan. Nabootsen, citeren, en lenen van bestaande genderbeelden en ze ontrukken aan de sociale omgeving waarin deze beelden normaliter betekenis krijgen is een belangrijk mechanisme voor politieke verandering, voornamelijk door de ontregelende werking ervan. Bij het zien van een man verkleed als vrouw, of van een vrouw verkleed als man, wordt altijd de onverklede versie van deze personen als 'de echte' gezien. De gender die wordt aangebracht door kleding vormt een schijnrealiteit, een spel. Waarom denken we te weten wat echt is en wat schijn? De vraag wat een vrouw tot een vrouw maakt (of een man tot een man), de vraag wie de 'echte' vrouw (of man) is, is een vraag die tot op heden veel denkers (en wetgevers en beleidsmakers) bezighoudt. Het bewijs van echtheid wordt veelal gezocht in de biologie (hormonen, lijven, hersenen), of in de cultuur. Bij degenen die op zoek gaan naar de culturele bepaaldheid van gender zijn psychoanalytische theorieën over de totstandkoming van identiteiten een belangrijke inspiratiebron.
Judith Butler wil deze 'wezens'vraag naar de prullenmand verwijzen. Ze gruwt van op de biologie gestoelde essentialistische verklaringen van genderverschillen, en haalt onderzoek aan van feministisch biologen die overtuigend aantonen hoe deze verklaringen zelf in belangrijke mate gebaseerd zijn op de aanname dat deze verschillen bestaan. Psychoanalytisch geïnspireerde verklaringen doen dit uiteindelijk ook, terwijl beide uitgaan van heteroseksualiteit als de norm. Het gaat er volgens Butler niet om (te kunnen bepalen) wie de echte vrouw is, maar het gaat erom te begrijpen hoe constructies van vrouwelijkheid en mannelijkheid ingezet worden als machtsmechanismen; als middelen om mensen in te delen, uit te sluiten en te beoordelen. Elke uitspraak over wat en wie 'echt' is, is een uitdrukking van macht. Hoe en met welke middelen wordt een waarheid, een realiteit, gemaakt? Wie bepaalt wie er in aanmerking komen als 'echt', en dus ook wie 'onecht' zijn?
Van parodie naar politiek
In het laatste hoofdstuk van haar boek 'Gender Trouble' doet Judith Butler een poging de politieke implicaties van haar denken uiteen te zetten. Ze geeft in dit hoofdstuk aan dat genderparodieën als uitgevoerd door bijvoorbeeld drag queens een belangrijke inspiratie kunnen zijn bij het ter discussie stellen en anders (opnieuw) verbeelden en denken van gender en genderverschillen.
Op deze stelling is veel kritiek. Genderparodieën (zoals bijvoorbeeld te zien in de film 'Paris is Burning') laten, volgens critici, juist het falen van de politiek zien. Drag queens en andere genderparodieën bestaan immers alleen in de schijnwereld van het theater en niet in het 'echte' leven? Hoewel Judith Butler deze interpretatie deels kan onderschrijven, en ook ziet dat de theaters en andere plaatsen waar genderparodieën vorm krijgen deels bestaan omdat er elders geen plaats voor is, heeft ze ook een positievere lezing. In de theaters en kroegen waar o.a. drag queens optreden wordt een fantasie wereld vormgegeven waar erkenning van andere genders mogelijk is, en waar andere verbeeldingen van gender uitgevoerd kunnen worden. 'De strijd om te bestaan is niet los te koppelen van cultuur, verbeelding en fantasie. Door fantasie en verbeelding wordt 'elders' thuisgebracht.'
Interseksuelen en transgenders stellen de vraag wie 'echt' is ter discussie, en laten daarmee ook zien hoe de maatstaven en normen om te bepalen wat en wie echt is ter discussie gesteld kunnen worden. Het denken en verbeelden van nieuwe gendermogelijkheden is een taak waarbij de fantasie onontbeerlijk is. Voor transgenders is dit niet louter een zaak van humor, lol en theater - het is een bestaansvoorwaarde. In veel feministische denkkaders 'bestaan' transgenders niet, ze vormen 'de ander', het 'niet echte', het 'niet menselijke'. In conventionele denkwijzen geldt dit ook voor vrouwen, maar: 'vrouwen worden tenminste nog onderdrukt hetgeen een bewijs is voor hun bestaan'. 'Niet bestaan' is 'niet denkbaar zijn', een onmogelijkheid, niet uit te drukken in taal. Dit is waarom de fantasie en de verbeelding zo belangrijk zijn, en dat is waarom het belangrijk is dat er plaatsen zijn waar de fantasie de vrije loop kan krijgen.
II Stephen Whittle
In het gesprek met Judith Butler confronteert Stephen Whittle de ideeën zoals verwoord in 'Gender Trouble' met de weerbarstige praktijk van transgenders in Groot-Brittannië.
Gestoord zijn is goed
Stephen Whittle onderschrijft Butlers' analyse van gender als performatieve constructies. Whittles ervaring als advocaat en activist voor de rechten van transgenders in Groot-Brittannië doet bij hem echter twijfels rijzen over het nut van dit inzicht. In de Britse rechtbanken zou het argument dat gender een sociale constructie is weinig kans op succes hebben. Het argument dat transgenders 'er niets aan kunnen doen' omdat hun zijnstoestand biologisch bepaald is, is veel effectiever. Sommige transgenders zelf vinden ook troost in de gedachte dat wat en wie ze zijn niet een 'sociale constructie' is, maar een biologisch gegeven.
Judith Butler erkent dit, maar betreurt ook dat dit zo is. Ze zou willen streven naar een wetscultuur waarin de biologische argumenten niet als meest doorslaggevend gelden. Biologische causaliteiten werken altijd tegen minderheden en tegen vrouwen, en als rechters bereid zijn biologische argumenten te accepteren als het gaat over transgenders bestaat het gevaar dat ze dit ook gaan doen op andere gebieden. Het zou goed zijn om na te denken over andere dan biologische noodzaken om genderoperaties te kunnen legitimeren.
De praktijk op dit moment is volgens Whittle, dat als de genderidentiteit die mensen willen aannemen niet overeenstemt met hun biologische gender en ze dit niet kunnen verantwoorden op biologische gronden, ze het risico lopen als mentaal gestoord gekwalificeerd te worden. Butlers reactie: 'Gestoord zijn is goed!' Stephen Whittle vraagt of Judith Butler weet welke niet-biologische argumenten effectief ingezet kunnen worden in rechtszaken. In de VS, het land van de radicale individualisten en van de liberale politieke filosofie, werkt het argument dat eenieder vrij is om te kiezen, het recht op 'freedom of expression'. Het is belangrijk om te weten welke argumenten effectief kunnen worden ingezet voor strategische doeleinden, maar politieke bewegingen (transgenders, de homobeweging) kunnen zich niet beperken tot het kiezen van de beste argumenten. Ze moeten zich ook inzetten voor het immense cultureel-theoretisch project om de werkelijkheid te reconstrueren en anders te denken.
De stereotypen voorbij?
Stephen Whittle vindt de gedachte van Butler dat transgenders het denken over mannelijkheid en vrouwelijkheid op een inspirerende manier ontregelen een interessante. Zijn ervaring als FtM transgender is echter dat transmannen (van wie veel uit de activistische feministenhoek komen) vooral gezien worden als verbeeldingen van nieuwe en andere vormen van vrouwelijkheid. Ze worden gezien als 'oude vrouwen' die vrouwelijkheid ter discussie stellen, en niet als 'nieuwe mannen' die mannelijkheid ter discussie stellen. Op welke manier kan de ervaring van transmannen ook ingezet worden om mannelijkheid ter discussie te stellen? Volgens Butler is het bestaan van transmannen op zich al een ontregeling van bestaande ideeën en praktijken van mannelijkheid. Transmannen laten zien dat mannelijkheid een dynamisch wordingsproces is, waardoor statische ideeën over mannelijkheid als een 'gegeven' ter discussie gesteld worden.
Butler: 'Sommige feministen zien FtM-transgenders als vrouwen die hun vrouwelijkheid of lesbisch-zijn ontkennen en onderdrukken, of er bang voor zijn. Dit is een onzinnige interpretatie, omdat het uitgaat van een statisch en universeel bestaand genderverschil en niet erkent dat gender een proces van sociale constructie is. Transmannen laten hun eigen complexe gendergeschiedenis zien, waardoor ze de levende verbeelding worden van gender als een sociaal vormgevingsproces en een belangrijk licht werpen op hoe zo'n proces kan verlopen.'
Judith Butler, Genderturbulentie. Boom/Parrèsia, Amsterdam 2000.