Gabriël Bosrecensies, 28 februari 2001

Uit een oude jas vol stenen

Eigenwijze autobiografie van Renate Stoute

Het nieuwe en laatste boek van Renate Stoute, Uit een oude jas vol stenen, is een eigenwijze autobiografie: een kruising tussen dagboek verhaal, geschiedschrijving, naslagwerk, en politiek manifest. Een genreblender. Het is een caleidoscopisch geheel van herinneringen, meningen en observaties. Stoute ordent, herschikt en puzzelt. Het leven is geen keurige c.v., maar een wirwar van omstandigheden. Stoute beschrijft de queeste naar de 'waarheid' van haar identiteit. Zij graaft en graaft om de onderste steen boven te krijgen. Haar zoektocht naar het antwoord op de vraag hoe het komt dat zij een vrouw wil zijn, leidt naar haar vroege jeugd en naar de open plekken: wat er precies gebeurd is, is niet meer terug te halen.

Interseksualiteit

Voor zover Stoute weet, werd zij geboren met een 'normaal' uitziend jongensgeslacht. Toch onderging zij op jonge leeftijd een operatie aan haar genitaliën. Het is onduidelijk wat men toen gecorrigeerd heeft - 'de diagnose zou hypospadias geweest kunnen zijn: een tot de interseksuele afwijkingen gerekend (...)geboortedefect'. Ze refereert aan haar moeder die tijdens de zwangerschap met hormonen is behandeld. Deze prenatale blootstelling aan geslachtshormonen kan de 'normale' identiteitsvorming verstoren. Genderwetenschappers als Money en Cohen-Kettenis stellen dat veel interseksuele kinderen kampen met taalproblemen: ze klappen rond hun derde, vierde levensjaar dicht.
De schrijfster herkent zich hierin: 'Ik was, vanaf het moment waarop ik 'de boze kleuter' werd, in zekere mate inderdaad 'stom'. Ik kon al heel vroeg praten, sneller dan mijn broer en zus, maar nadat ik op mijn vierde een jongen moest worden, verloor ik letterlijk mijn greep op de taal. Zelfs toen ik in 1994 bij het genderteam aanklopte, kon ik niet zeggen wat er precies mis was met mij. Er zat een raadsel, een afschuwelijk trauma, dat mij letterlijk monddood maakte'.
Stoute concludeert dat zij haar transseksualiteit kan rekenen tot die van de interseksualiteit, een 'stille, onzichtbare vorm van pseudo-hermafroditisme die geen deformatie van de in- en uitwendige geslachtsdelen tot gevolg heeft, maar wel een tijdbom aanbrengt in de hersenen tijdens de delicate fase van hun geslachtelijke differentiatie'.

Er bestaat heden ten dage geen zekerheid omtrent 'de' oorzaak van transseksualiteit. Stoute citeert professor Louis Gooren die op zijn beurt refereert aan wetenschappelijk hersenonderzoek bij twee transseksuele vrouwen: 'Het is duidelijk nog te vroeg voor verregaande conclusies; niettemin zijn er de eerste indicaties dat transseksualiteit een substraat heeft in het centrale zenuwstelsel.' Stoutes interseksualiteit zou dus kunnen worden verklaard door een, zoals zij het zelf formuleert 'prenatale communicatiestoring tussen hersenen en de rest van het lichaam'.
Fijn om te weten? Ja. Het bevestigt dat 'je er niets aan kunt doen dat je zo bent'. In de samenleving kan het helpen als transseksualiteit gezien wordt als iets waaraan de personen in kwestie zelf geen schuld hebben.
Maar uiteindelijk lost het allemaal niets op. Het leven moet geleefd worden en dat blijft ondraaglijk als het moet in de gedaante van het uiterlijke geslacht waartoe je jezelf niet rekenen kunt, ook al weet je hoe het komt.

Boze kleuter

Stoute schrijft om te ontdekken en te begrijpen. Ze werd geboren in een jongenslichaam en heeft dat ervaren als verraad aan haar vrouwenziel. Ze voelt zich dan ook bevestigd als ze een foto vindt waarop het innerlijke, wezenlijke portret naar buiten lijkt te kieren: het is een prent van drie kinderen: een zusje en twee broertjes. Het kleinste broertje René lijkt eigenlijk wel een zusje, met zijn blonde krullenbol en het schuifje dat in zijn haren zit.
Op het omslag van het boek prijkt een andere foto van René, een klein jong mensje staande langs de stoep van een brede stenen straat; jasje aan, fietsje in de hand, blonde krullenbos en een boos gezichtje. Stoute noemt dit zelf de foto van de 'boze kleuter'. De boosheid van een onbegrepen kind. Het is een aandoenlijke foto waar de titel als onderschrift mooi bij past. De beeldspraak verbeeld: de oude jas, de stenen; symbolen van een verleden, een tijd van oud leed. Ze voelde zich geen jongen maar had niet het besef van wat er met haar aan de hand was, en ze beschikte niet over de taal om er over te kunnen praten.

Edelstenen

Het heeft lang geduurd eer Stoute woorden vond voor haar verhaal. Ze schreef de roman 'Op de rug van vuile zwanen' (over onder meer heroïneverslaving) en twee boeken over travestie bij heteromannen. Toen volgde een periode van zwijgen. Een writersblock. Voor 'Uit een oude jas vol stenen' moest ze opnieuw naar woorden zoeken. De beeldspraak vol stenen, straten en pijn is zwaar. De stenen ('harde delfstof, niet smeedbaar, niet brandbaar en ook niet in water oplosbaar') staan voor de brokstukken uit het verleden; ze symboliseren geestelijk leed maar verwijzen ook naar de nierstenen die haar op latere leeftijd zoveel lichamelijke pijn gaven. Met de transseksuele operaties en de verwijdering van de nierstenen, ontdoet Stoute zich symbolisch van haar oude jas: het versleten omhulsel waarin ze jaren als man leefde.

Zo blijkt er een keerzijde te bestaan. Het verleden lost niet op maar wordt wel verteerbaar; Stoute kan verder met een nieuw uiterlijk, een hersteld innerlijk. Stenen kunnen ook een heilzame werking hebben, zoals de edelstenen waaraan enkele malen wordt gerefereerd.
En er zijn 'kostbare juwelen'. Op bevrijdingsdag 1996 werden Stoute en haar partner ingewijd door een Tibetaanse leraar en daarmee 'officieel boeddhist' verklaard. Het boeddhisme is voor Stoute als de steen der wijzen, waar ze een 'enorme rijkdom' vindt. Welke heil Stoute vindt in het boeddhisme blijft onuitgesproken.

Openheid en erkenning

Stoutes boek is niet prekerig, wel is het persoonlijk en vanuit het persoonlijke politiek. Dat is ook wat zij beoogt. Want er is te veel gezwijg als het gaat om de transseksuele geschiedenis in Nederland. Het beeld dat sinds de jaren zeventig van transseksuelen wordt getoond in de media is te eenzijdig: huilen of lachen. Stoute betreurt het dat transseksuelen en andere transgenders zo weinig geëmancipeerd zijn en met zich laten sollen. Ze bepleit meer strijdbaarheid en meer openheid, meer dialoog tussen alle betrokken partijen: medici, cliënten, overheid. Zij zou graag zien dat ook in Nederland belangengroepen zich verenigen en een lans breken voor de opheffing van de achterstelling van transgenders. Zoals in de Verenigde Staten waar de transgenderbeweging is uitgegroeid tot een verzameling van genderactivisten van allerlei pluimage: homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen, interseksuelen, androgynen, transen. Maar eerst moet er een taal zijn, een taal waarmee transgenders hun collectieve geschiedenis kunnen verwoorden. Een taal vol trots.

Stoute wil geen 'gender-outlaw' zijn. Ze wil als vrouw worden erkend. Het 'trans' zijn hoort daarbij. Stoute wil niet meedoen aan het onbenoembaar verklaren van identiteiten en zichzelf buiten alle hokjes plaatsen. Zij creëert juist plaats voor zichzelf binnen de hokjes. Een voorbeeld daarvan is het nadrukkelijk benoemen van de seksuele identiteit als lesbische femme. Misschien is dat een van de mooiste kanten van haar boek: Stoute laat zien dat identiteitsvorming een creatief proces is waar je, ook binnen ons maatschappelijke kader van de dichotomie, met enige strijdbaarheid zelf sturing aan kunt geven. Helaas heeft ze van die nieuwe identiteit maar kort kunnen genieten.


Uit een jas vol stenen
Renate Stoute
Prometheus Amsterdam, 1999
Prijs f 34,95