Fleur Brouweropinie, 14 februari 2004

Familie

Ik was laat. De grote hal van het voormalige schoolgebouw lag er nogal verlaten bij. Een stuk karton in de vorm van een pijl was met tape vastgezet op de tegelvloer. Op het karton was te lezen: "presentatie & GARdarobe nar boven". De pijl zag zwart van de schoenprofielen. Ook waren er kleine deukjes, gaatjes bijna, ongetwijfeld veroorzaakt door naaldhakken. Met een enkele andere laatkomer haastte ik mij naar boven.

Er werd nog volop gekwetterd, al waren de zaallichten al gedimd. Het was volle bak. Links achterin vond ik nog een lege stoel. Ik liet me zakken, deed mijn jas uit en keek rond. Schuin voor me zat een vriendin van mijn zus. We zwaaiden. Wat verder naar voren en naar rechts ontwaarde ik her en der bekende achterhoofden dan wel profielen. Ik telde minstens tien familieleden. Hoe lang had ik mijn familie niet gezien? Ik bedoel niet mijn ouders of mijn broer en zus, maar ooms en tantes en het uit hen voortgekomen volk¦ Was het een jaar of vijf? Ach nee, pas twee jaar geleden werd immers oom Cees begraven.
De presentatie van de nieuwe collectie tassen van mijn zus werd aangekondigd door haar dochter Klaar. Fier liep zij in haar eentje over het grote podium. Een spotlight volgde haar. Over een paar weken zou ze acht worden. Ze zei een paar leuke en lieve dingen over haar moeder. Ik was trots op haar. Daarna volgde een prachtig half uur waarin door twee vriendinnen van mijn zus - vrouwen die je met enige moeite glamourous zou kunnen noemen - af en aan werd gelopen met de meest fantastische tassen. Een modereportage of een kunstrecensie had ik er graag over geschreven, maar het gaat in dit verhaal niet over die tassen, hoe bijzonder ze ook waren.

Het zaallicht ging aan en een ieder haastte zich naar de dranken en de hapjes. Zoals dat gaat. Ik bleef zitten, dus passeerden mij velen. Ook familieleden. Was er iets met hun ogen? Waren collectief de hersenen verweekt? Hun blik gleed door de zaal, hechtte zich hier en daar aan iets of iemand, kwam dan uiteindelijk ook terecht bij de plaats waar ik, Fleur, de Fleur die ze hadden zien opgroeien en vervolgens van enige afstand altijd hadden gevolgd, bij de plaats dus waar ik zat. En hun blik gleed verder! Àls hij al even bleef hangen, dan viel me de neutraliteit van die blik op. In een enkel geval was er misschien sprake van enige verwarring. En ik, de Fleur die zo sociaal vaardig is, ik wachtte op hun blik van herkenning. Ik wachtte elke keer nog als hun ogen allang verder waren gedwaald. Ondertussen kwam als een vloedgolf het besef op dat ik een vreemde was geworden.

In een hoekje van het schoollokaal dat als foyer fungeerde, stonden tafels opgestapeld. Ernaast, zeg maar gerust er achter, stond een stoel. De wijn ging er goed in - op weg naar deze stoel had ik twee glazen van een blad gegrist - en ik probeerde mijzelf uit die hoek te praten. Ondertussen dacht ik: twee jaar terug had je nog geen bril. Dat zou het kunnen zijn. Maar de meeste mensen zien het toch niet eens als iemand een bril heeft gekregen? Ja, maar twee jaar geleden droeg je ook je haar nog kort en je had nog niet die extensions die je verkaling verhullen. En het haar had ook nog niet die prachtige rode kleur... Hoe had ik het kunnen vergeten? Op straat werd ik de laatste tijd voor een vrouw aangezien. Hier was dat natuurlijk niet anders en hoe zou hun neef, al heette de gek sinds jaar en dag Fleur, hoe zou hun neef een vrouw kunnen zijn?
Was het na een minuut of tien dat Klaar onder de tafels door kwam gekropen en mij plotseling zag zitten, het tweede glas wijn in de hand?
'Fleur', schreeuwde ze opgetogen en in haar haast om bij me te komen stootte ze keihard haar hoofd aan een tafelrand. Ik kon haar meteen troosten. Ik trok haar op schoot. Het troostte me een beetje. Toen haar pijn was verdwenen, moest ik natuurlijk mee. 'Mam zoekt je al de hele tijd!'
Terwijl we ons een weg baanden door de drommen kletsende mensen, waren daar weer die afwezige blikken van de familieleden. Maar ja, nu zocht ik hun ogen niet meer. Ik probeerde het nog, maar ik dwong geen herkenning af, nee, àl te snel keek ik weg. Alleen een paar vrienden van mijn zus groette ik. Mijn broer en zijn vriend zoende ik in het voorbijgaan.
Nadat ik bij mijn zus was aangekomen en haar had omhelsd en gefeliciteerd, ging Klaar voor ons nog een drankje halen. Mijn zus wees op de lege barkruk naast zich en gaf me een bakje nootjes. Meteen werd ze weer opgeslokt door mensen die haar complimenteerden op die overdreven manier die in kunst- en modekringen gewoon is. Ik kauwde op twee cashewnootjes, die ik na zorgvuldige bestudering uit het bakje had gevist. Vanuit een ooghoek zag ik vlakbij een van mijn neven, die druk met iemand stond te kletsen. Ze sloegen elkaar op de schouder. Toen Klaar met de drankjes terugkwam zei de neef iets tegen haar. Klaar wees in onze richting en ik maakte een gebaar van herkenning. Hij knikte naar me en draaide zich weer om naar zijn gesprekspartner. 'Nou', zei Klaar verontwaardigd tegen mij. 'Wat een eikel, die Johnny. Hij vroeg zich af waarom jij niet gekomen was. En hij zei Klaartje!'
Mijn lach mislukte een beetje. Zonder dat ze het gesprek met een of andere hotemetoot afbrak, sloeg mijn zus haar arm om me heen.