Bestaat er een transseksueel brein?
Hersenstorm 1
Vijftig jaar lang heeft het onderzoek naar verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen gedraaid op een verkeerde aanname. Dat toont de Amerikaanse professor Rebecca Jordan-Young aan in haar boek Hersenstorm. Al die tijd hebben onderzoekers aangenomen dat verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen worden vastgelegd in de baarmoeder door een verschillende blootstelling aan geslachtshormonen. Niet dus, schrijft de professor. Wat betekent dat voor het homo- en het transbrein?
Jordan-Young is de eerste die al het onderzoek naar verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen van de laatste vijftig jaar doorlicht en bij elkaar brengt. Dat is hard nodig. In dit veld worden veel tegenstrijdige bevindingen gedaan, en doen individuele onderzoekers eenzijdige en verreikende uitspraken.
Dit artikel is het eerste deel van de recensie van haar boek. In dit deel bespreken we hoe de speurtocht naar anatomische verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen is ontstaan en in de jaren negentig leidde tot de notie van een ingeboren transbrein en homobrein. We bespreken hoe later hersenonderzoek aangeeft dat deze hersendelen niet in de baarmoeder uitrijpen, maar veel later. Dit verandert niets aan de feitelijke bevindingen van onderzoekers zoals dr. Swaab, maar wel de mogelijke betekenis van de bevindingen.
In tweede deel van de recensie komt de echte bijdrage van Jordan-Young aan bod. Zij toont aan dat geen enkel man-vrouwverschil in de hersenen verklaard kan worden door blootstelling aan hormonen in de baarmoeder. Dat wil niet zeggen dat er geen verschillen zijn of dat hormonen geen rol spelen. Het wil vooral zeggen dat de hersenen dynamischer zijn dan we al dachten.
Een persoonlijke zaak
Theorieën over onze sekse en onze hersenen gaan over ons zelf. Ze raken ons persoonlijk. Zo slaken veel transgenders een zucht van opluchting als Dr. Swaab in 1996 ontdekt dat een hersendeeltje – de BST-c genaamd – bij man-naar-vrouw-transseksuelen dezelfde omvang heeft als bij vrouwen. De innerlijke ervaring tot het andere gender te behoren, hoeft niet langer verantwoord te worden. Andere transgenders voelen zich juist niet prettig bij Swaab’s deling in twee seksen. Want wat moet je nou met al die mensen die tussen beide genders in staan?
Ook Jordan-Young wordt persoonlijk geraakt door het hersenonderzoek. Zij raakt geïnteresseerd in hersenonderzoek als zij in 1991 leest dat Simon LeVay een hersendeeltje vindt dat homoseksualiteit bij mannen verklaart. Bij homoseksuele mannen zou dat hersendeeltje – de INAH-3 - dezelfde omvang hebben als bij vrouwen. In een klap worden homo’s en hetero’s in twee kampen gescheiden, waarbij homomannen met een deels vrouwelijk brein worden opgescheept.
Jordan-Young moet niet veel hebben van zo’n radicale tweedeling. Zij doet in 1991 onderzoek naar de HIV-verspreiding in New York. Veel van haar cliënten hebben seks met mannen en vrouwen. Maar volgens LeVay hebben al deze biseksuelen het bij het verkeerde eind. Als zij de omvang van hun INAH-3 maar wisten hoefden zij slechts met één sekse te vrijen. Dat is Jordan-Young’s probleem met LeVay’s theorie. Hij is erg simpel en schematisch en laat weinig ruimte voor wat mensen van zichzelf weten... bijvoorbeeld dat ze bi-seksueel zijn. Dat probleem laat haar niet los. Jordan-Young wordt professor in sociaal-medisch onderzoek en in 2010 publiceert zij het boek Brainstorm waarin zij al het onderzoek analyseert dat sinds 1959 is gedaan op het gebied van hersenen, sekse, seksualiteit en gender.
Rebecca Jordan-Young
Roeping
Wat Jordan-Young ook verbaast, is dat geen enkele hersenonderzoeker haar uit kan leggen wat de INAH-3 of de BST-c dan precies doet. Hoe functioneert het? En wat veroorzaakt eigenlijk die verschillen in mannen- en vrouwenhersenen en homo- en heterohersenen? Swaab en LeVay stellen beiden dat de verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen ontstaan in de baarmoeder, onder invloed van hormonen. De hersenen van homo’s en transgenders zouden afwijken af van normale hersenen omdat zij op een cruciaal moment in hun ontwikkeling aan de verkeerde hormonen zijn blootgesteld. Maar – vraagt Jordan-Young - is dat nu speculatie of weten Swaab en LeVay dat echt? Zijn de verschillen tussen de hersenen nu oorzaak of het gevolg van gedrag? En als er al verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen zijn, hoe groot zijn die dan en waar gaan ze over? Gaat het over lichamelijke zaken, zoals een extra hersendeeltje bij vrouwen om een proces als de eisprong te regelen, of gaat het om diepe zaken, zoals een mannelijke of vrouwelijke identiteit en seksualiteit? Gaat het over relatief kleine vaardigheden zoals multitasken versus auto’s inparkeren, of gaat het over grote dingen als een aangeboren vrouwelijke aanleg om kinderen op te voeden versus een aangeboren mannelijke aanleg om professor in de natuurwetenschappen te worden? Hebben mannen en vrouwen een andere roeping? Dat zijn de vragen die Jordan-Young in haar boek wil beantwoorden.
Hebben de hersenen een piemeltje?
Hoe komen hersenwetenschappers eigenlijk aan het idee dat de hersenen een geslacht hebben? Die theorie komt voort uit het onderzoek van de Franse embryoloog Alfred Jost in de jaren veertig van de vorige eeuw. Jost ontdekte de rol van oestrogeen en testosteron bij het vormen van de geslachtsdelen. Hij deed dit door bij heel jonge rattenfoetussen de geslachtsklieren weg te nemen. Zo konden de foetussen zelf geen hormonen produceren. Hij verwijderde de geslachtsklieren bij XX- en XY-foetussen. Vervolgens stelde hij de foetussen bloot aan verschillende hoeveelheden oestrogeen en testosteron. Hij vond dat in de afwezigheid van hormonen zowel XX- en XY-diertjes vrouwelijke geslachtsdelen ontwikkelen. Ook in de aanwezigheid van oestrogeen ontwikkelen beide vrouwelijke geslachtsdelen. Alleen in de aanwezigheid van testosteron ontwikkelen zowel XX-als XY-embryo’s mannelijke geslachtsdelen.
Jost had voor het eerst het grote belang van de geslachtshormonen duidelijk gemaakt. Na zijn ontdekking leek het geen gek idee om aan te nemen dat wat opgaat voor geslachtsdelen, ook opgaat voor de hersenen. Wie vooral wordt blootgesteld aan testosteron zou mannenhersenen krijgen en wie daarvan verschoond blijft, vrouwenhersenen. Zo zouden mannen en vrouwen van nature verschillen in interesses, verlangens en vaardigheden. Hormonale ongelukjes in de baarmoeder zouden resulteren in “verkeerde” verlangens en interesses en misschien ook wel in homoseksualiteit en transseksualiteit. Jordan-Young noemt dit de hersenorganisatietheorie.
De missing link
Vanaf de jaren vijftig gaan veel hersenwetenschappers ervan uit dat de hersenen een geslacht hebben. Maar tegelijkertijd vindt er nooit iemand een hersendeeltje dat duidelijk verschilt tussen mannen en vrouwen. Als er in 1991 dan eindelijk een anatomisch verschil wordt gevonden tussen de grootte van de INAH-3 bij mannen en vrouwen, waarbij homo’s bovendien nog eens het vrouwenmaatje blijken te hebben, valt alles op zijn plaats. Het is als het vinden van een missing link, een ultiem bewijs voor een theorie die al tientallen jaren door wetenschappers gebruikt wordt en die dagelijks door miljarden mensen gehanteerd wordt: de theorie dat mannen en vrouwen van de natuur verschillende hersenen en seksuele voorkeuren gekregen hebben.
Een tweede missing link valt op zijn plaats als Dr. Swaab aantoont dat man- naar-vrouw-transgenders weer een ander hersendeeltje met vrouwen delen. Dat deeltje - de BST-c genaamd – verschilt bij mannen en vrouwen in omvang en blijkt bij man-naar-vrouw-transgenders even groot als bij vrouwen.
De triomf van de hersenorganisatietheorie lijkt compleet. Niet alleen de seksualiteit maar ook de genderidentiteit zetelt in de hersenen en is aangeboren. Want, zeggen Swaab en LeVay - in de geest van Alfred Jost - de omvang van deze hersendeeltjes wordt vastgelegd in de baarmoeder als zij op een kritiek moment in hun ontwikkeling al dan niet worden blootgesteld aan testosteron. Vanaf dat moment verandert die omvang niet meer en liggen de genderidentiteit en de seksualiteit onwrikbaar vast. De hersenorganisatietheorie is bewezen. Het is wereldnieuws, in 1996.
De struikelgang van het homo-brein
In 2001 blijkt dit een misser. Dan vindt onderzoeker Bill Byne dat het homodeeltje - de INAH-3 - zijn uiteindelijke omvang pas ver na de geboorte krijgt. Na de geboorte maken de hersenen nog een groot gedeelte van hun fysieke ontwikkeling door. Bovendien blijkt bij nader onderzoek dat de INAH-3 van homomannen en vrouwen niet identiek is – zoals LeVay dacht. Homomannen hebben hetzelfde aantal neuronen als heteromannen in hun INAH-3, maar deze neuronen zijn kleiner, waardoor hun INAH-3 dezelfde omvang heeft als die van vrouwen. Maar of dit verschil in grootte nu komt door aanleg in de baarmoeder of door ervaring, en of het verschil nu oorzaak of gevolg is van iemands seksuele oriëntatie – dat is nog allemaal speculatie. Hersendelen vormen namelijk geen op zichzelf staande eenheden.
In discussies over de betekenis van INAH-3 merken veel hersenonderzoekers op dat de INAH-3 is verbonden met veel andere hersengebieden, zoals de amygdala en de frontale cortex. In deze hersencentra worden allerlei leergeschiedenissen opgeslagen die aangeleerde emoties en reacties regelen. Op hun beurt beïnvloeden zij weer de activiteit en mogelijk ook het volume van de INAH-3. Kan een seksuele coming-out, met de veranderde reactiepatronen, sensitiviteit en ervaring die daar op volgt, ook een effect op een hersenstructuur hebben?
Rebecca Jordan-Young
Het transseksuele brein verdampt
In 2002 publiceert Dr. Swaab een studie waaruit blijkt dat het verschil tussen de BTS-c van mannen en vrouwen pas gedurende de volwassenheid ontstaat en niet in de baarmoeder. In 2006 vindt onderzoeker Hulshoff Pol dat de omvang van de hersenen bij man-naar-vrouw-transseksuelen belangrijk krimpt gedurende de eerste vier maanden dat zij hormoontherapie gebruiken. Ze gaan naar het normale volume van vrouwelijke hersenen voor hun lichaamsomvang. Die krimp vindt ook plaats in hersenkernen als de hypothalamus. Daarmee is nogmaals aangetoond hoe dynamisch de hersenen zich aanpassen en hoe moeilijk het is om de grootte van hersenstructuren te relateren aan ingeboren en permanente verschillen.
Dr. Swaab staat erop dat het verschil in grootte van de BTS-c in de baarmoeder ontstaat - in weerwil van de bevindingen van zijn eigen team. Voor Jordan-Young hebben de bevindingen van Dr. Swaab nog een voorlopig karakter omdat ze nog niet door een andere onderzoeksgroep gerepliceerd zijn. Veel andere onderzoekers willen best aannemen dat transgenders misschien wel een circuit van hersendelen hebben dat overeenkomt met hun doelgeslacht, maar slechts weinigen durven er prat te gaan op een aangeboren verschil en een direct oorzakelijk verband.
Quasi-experimenten
Hoe komt het dat hersenwetenschappers om de haverklap bewijzen vinden die later weer worden bijgesteld? Dat komt – zegt Jordan-Young - omdat je met hersenen niet kan experimenteren. Gewoonlijk verkrijgt een onderzoeker wetenschappelijk bewijs door bij gelijke omstandigheden één variabele te veranderen en dan te kijken naar de uitkomst. Je neemt bijvoorbeeld drie zaadjes, stopt ze onder de grond en geeft ze een verschillende hoeveelheid water. Je houdt alle andere factoren die van invloed kunnen zijn gelijk, zoals de soort aarde en de temperatuur. Het verschil in plantengroei dat je dan ziet, kun je toeschrijven aan de verschillen in hoeveelheid water.
Om de theorie van Dr. Swaab of LeVay te testen zouden we de toevoer van hormonen tot de hersenen moeten regelen van de foetus tot het graf. Gedurende de gehele ontwikkelingsgang van de hersenen, met al hun biologische rijpingsprocessen en sociale leerprocessen, zou de omvang van de hersendeeltjes gemeten moeten worden. Af en toe zouden hormonale en omgevingsinvloeden gevarieerd moeten worden. Zo zou je het effect van of een hormoonkuur of een coming-outproces op de hersendeeltjes kunnen bekijken. Pas dan weet je echt iets over de oorzaken van veranderingen in de hersenstructuren en hun veranderlijkheid.
Omdat dit niet mogelijk is, moeten hersenonderzoekers als Dr. Swaab en LeVay het met quasi-experimenten doen: losse waarnemingen die eigenlijk niet goed geïnterpreteerd kunnen worden.
Uitzoomen en interpreteren
Pas in combinatie met andere waarnemingen kunnen hun bevindingen een verhaal vertellen. Dat is precies wat Jordan-Young in haar boek Brainstorm doet. Zij kijkt eerst of er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen in termen van interesses, vaardigheden en gedrag. Ten tweede kijkt ze of die verschillen worden veroorzaakt door blootstelling aan hormonen in de baarmoeder, zoals Dr. Swaab en Simon LeVay veronderstellen. Dat laatste is makkelijk na te gaan. Als mensen waarvan we weten dat zij in de baarmoeder permanent zijn blootgesteld aan veel cross-gender hormonen vaak homoseksueel en transseksueel zijn en hoog scoren op gedrag, interesses en vaardigheden die bij de andere sekse horen, dan wordt Dr. Swaab’s hypothese bevestigd. Zo nee, dan wordt de hypothese ontkracht.
Daarover meer in het volgend artikel, Hersenstorm 2!