Arianne van der Venwetenschap, 23 december 2012

Bestaat er een transseksueel brein?

Hersenstorm 2

Veel hersenonderzoekers geloven dat onze genderidentiteit en seksualiteit al in de baarmoeder worden vastgelegd, doordat de foetus op kritieke momenten al dan niet wordt blootgesteld aan testosteron. Ook veel van onze interesses en vaardigheden zouden daardoor bepaald worden. Professor Jordan-Young heeft al het onderzoek van de laatste zestig jaar naar deze hypothese geanalyseerd. Haar conclusie is dat het onderzoek als geheel de hypothese niet bevestigd. Moeten we het nu zonder transbrein stellen?

Samenvatting Hersenstorm deel 1

Dit is het tweede deel van een recensie van het boek Brainstorm van professor Rebecca Jordan-Young. In dit boek geeft zij een overzicht van al het onderzoek naar verschillen in het brein van mannen en vrouwen over de laatste zestig jaar.

In het eerste deel is de huidige stand van het anatomisch hersenonderzoek besproken. Er wordt geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn voor kleine anatomische verschillen tussen mannen- en vrouwenhersenen, waarbij de hersenen van homo’s en transseksuelen de vorm aannemen van de andere sekse. De betekenis van deze verschillen – en in hoeverre zij aangeboren of verworven zijn - is nog onduidelijk. Vast staat dat hersenen zich tot in de volwassenheid ontwikkelen, in samenhang met hersendelen waarin leerprocessen worden opgeslagen. Ook staat vast dat de hersenen bijzonder plastisch en adaptief zijn.

Dit betekent dat de vraag naar de betekenis van anatomische verschillen alleen beantwoord kan worden door te kijken naar al het andere onderzoek dat gedaan is naar verschillen tussen het mannen- en vrouwenbrein. Hebben mensen die in de baarmoeder zijn blootgesteld aan de hormonen van het andere geslacht ook het gedrag en de interesses, vaardigheden, seksualiteit en genderidenteit van de andere sekse? Zo ja, dan ondersteunt dit de claim dat verschillen tussen mannen en vrouwen zijn aangeboren. Zo niet, dan kunnen verschillen tussen mannen en vrouwen, inclusief de verschillen tussen hun hersenen, beter verklaard worden door sociale verwachtingen, opvoeding en ervaring, dan door een natuurlijke voorbestemming.

In het volgende artikel kijken we met Jordan-Young naar de uitslag van zestig jaren hersenonderzoek en wat dat betekent voor de beroemde vraag NATURE or NURTURE?

BrainstormBoekKaft  
 

Hersenstorm 2

Kunnen vrouwen beter multitasken? Kunnen mannen beter een auto inparkeren? Al decennialang proberen talloze onderzoekers om aangeboren verschillen tussen mannen en vrouwen te vinden op het gebied van interesses, vaardigheden, seksualiteit en identiteit.

Hoe zijn de hersenverschillen onderzocht?

Veel onderzoekers geloven in wat Jordan-Young de hersenorganisatietheorie noemt. Zij gaan ervan uit dat de blootstelling aan geslachtshormonen in de baarmoeder onze hersenen mannelijk of vrouwelijk maakt. Deze onderzoekers hebben de laatste vijftig jaar tientallen grote en serieuze onderzoeken gedaan naar mensen die in de baarmoeder zijn blootgesteld aan ongewone hoeveelheden testosteron (zoals mensen met CAH) of oestrogeen (zoals mensen met DES). CAH en DES zijn aandoeningen waarover later meer.

Als blootstelling aan hormonen in de baarmoeder onze genderidentiteit en seksualiteit bepalen, dan zouden meisjes met CAH - die lang en intensief zijn blootgesteld aan veel testosteron - veel vaker lesbisch of transseksueel zijn, en parkeren zij veel makkelijker een auto in dan andere meisjes. Soortgelijke verwachtingen kan je opstellen voor mensen met DES. Jordan-Young kijkt of die verwachtingen bewaarheid worden.

Nu zijn aandoeningen als CAH en DES heel duidelijke aanwijzingen van een afwijkende invloed van hormonen in de baarmoeder. Daarnaast hebben hersenonderzoekers veel gekeken naar mensen waarvan zij vermoeden dat zij zijn blootgesteld aan afwijkende hormoonwaarden in de baarmoeder. Zo zijn er tientallen onderzoeken gedaan naar kinderen waarvan de moeders gedurende de zwangerschap een stressvolle periode doormaakten. Daarnaast denken sommige wetenschappers dat linkshandigheid en een afwijkende relatieve lengte van de vingerkootjes een indicator zou kunnen zijn van een afwijkende blootstelling aan hormonen in de baarmoeder. En dus zijn er een tiental serieuze onderzoeken gedaan om te kijken of linkshandige mensen vaker trans of homo zijn of cross-gender vaardigheden en interesses hebben. Als dat zo is bevestigt dit de hersenorganisatietheorie.

Ten slotte zijn er enkele tientallen serieuze onderzoeken gedaan naar verschillen in gedrag, interesses en vaardigheden tussen vrouwen en mannen en homo’s en hetero’s. Zijn er grote en stabiele verschillen en zijn die ook echt aan verschillende hersenendelen toe te schrijven? Zo ja, dan is het Tsjaka! voor de hersenorganisatietheorie.  

Spoiler alert

Voor iedere vorm van onderzoek naar geslachtsverschillen in het brein zet Jordan-Young de uitkomsten op een rijtje. In totaal loopt zij driehonderd onderzoeken na. En wat blijkt? Voor alle onderzoeksgebieden geldt dat er evenveel onderzoeken zijn die een verschil tussen mannen en vrouwen vinden, als studies die datzelfde verschil niet vinden. Dat betekent dat deze studies geen ondersteuning geven aan de theorie dat onze genderidentiteit of onze seksualiteit door hormoonstoornissen in de hersenen verkeerd gevormd zijn. Dat wil niet per se zeggen dat we het zonder homo- of transbrein moeten stellen. Het zegt alleen dat de blootstelling aan “verkeerde” hormonen geen voldoende of noodzakelijke voorwaarde is voor het optreden van een dergelijk brein, en dat er in ieder geval nog andere variabelen in het spel zijn. Dat kunnen heel goed omgevingsvariabelen of de eigen leerontwikkeling zijn.

Rebecca3 

Rebecca Jordan-Young

Maakt DES mannen vrouwelijker?

 

DES (of diethylstilbestrol) is een chemische verbinding die werkt als een vrouwelijk hormoon. Het werd decennialang geslikt door zwangere vrouwen om een miskraam te voorkomen. Dit hormoon dringt door tot in het brein van de foetus. Als het geslacht van het brein voor de geboorte door hormoonblootstellingen vast komt te liggen, dan ligt het voor de hand dat het brein van DES kinderen zou vervrouwelijken. DES jongens zouden vrouwelijker gedrag tonen dan jongens die niet zijn blootgesteld aan dit hormoon.

In de eerste studies leek dit ook zo te zijn, alhoewel de gevonden verschillen klein waren. Maar toen een dierstudie aantoonde dat een vroege blootstelling aan DES bij dieren het gedrag juist vermannelijkt, veranderden de onderzoekers hun hypotheses, en kregen zij ook andere uitkomsten. Het staat nu vast dat blootstelling aan DES geen invloed heeft op de seksualiteit, de genderidentiteit of het gendergedrag van mensen met DES.

Maakt CAH vrouwen mannelijker?

Hetzelfde is het geval bij vrouwen met CAH bij wie de bijnieren te veel testosteron aanmaken. Hierdoor worden vrouwen met CAH vaak geboren met een vergrote clitoris, een gesloten vagina en soms ook een scrotum en penis. Veel studies naar het gedrag van meisjes met CAH geven aan dat hun speelgedrag vermannelijkt is. Ook melden veel studies dat meisjes met CAH vermannelijkt zijn op het gebied van gedrag, interesses, ruimtelijk inzicht, identiteit en seksualiteit.

Maar nu komt het nut van Jordan-Young’s studie pas goed tot zijn recht. Als je alle studies neemt, en niet alleen de studies die verschillen gevonden hebben, dan vind je dat voor iedere specifieke bewering (zoals “meisjes met CAH kiezen vaker voor jongensspeelgoed”) ondersteuning gevonden wordt in een paar studies, terwijl er weer evenveel studies zijn die het tegenovergestelde vinden.

Zijn meisjes met CAH vaker lesbisch?

Vrouwen met CAH blijken volgens een aantal studies inderdaad iets vaker lesbisch te zijn. Het is volgens Jordan-Young wel belangrijk om naar de aard van dit lesbisch verlangen te kijken. Vrouwen met CAH fantaseren vaker over een relatie met een vrouw en wensen vaker een vriendin te hebben, maar zij hebben niet vaker seks met vrouwen dan andere vrouwen. Ze hebben wel veel minder seks met mannen. Jordan-Young verklaart dit liever uit de ervaring die vrouwen met CAH vanaf de vroege jeugd opdoen met genitale operaties en de onmogelijkheid van een pijnloze heteroseksuele coïtus. Bij vrouwen met CAH is de vagina – ook na de genitale operaties - vaak te nauw en te weinig soepel voor een heteroseksuele coïtus, terwijl die in heteroseksuele relaties vaak wel een heel grote rol speelt. Jordan-Young speculeert dat deze nare ervaringen het gemelde verschil in seksuele oriëntatie veroorzaakt. Daarna concludeert zij dat er geen bewijs gevonden wordt voor verschillen in genderidentiteit of seksualiteit door afwijkende blootstelling aan hormonen in de baarmoeder.

Hebben homoseksuelen en lesbiennes “verkeerde” interesses en vaardigheden?

Verkeerde hormonen zouden volgens de hersenorganisatietheorie niet alleen leiden tot DES en CAH, maar ook tot een “verkeerd” gerichte seksualiteit en verkeerde interesses, vaardigheden, persoonlijkheidstrekken, alsmede een afwijkende relatieve lengte van de vingerkootjes en linkshandigheid. Als dat allemaal zo is, dan moeten homo’s en lesbiennes meer last hebben van verkeerde trekken, afwijkende vingerkootjes en linkshandigheid dan hetero’s. Tientallen studies hebben hiernaar gekeken.

Het blijkt inderdaad dat veel studies melden dat lesbiennes vaker linkshandig zijn en vaker bepaalde “mannelijke” interesses en persoonlijkheidseigenschappen hebben. Ook blijken homoseksuele mannen in veel studies vaker “vrouwelijke” persoonlijkheidstrekken, cognities en interesses te melden dan heteromannen.

Dan komt de sleutelvraag: zijn er ook studies die deze “verkeerde” eigenschappen ook direct aan prenatale hormonen kunnen verbinden? Nee, die zijn er niet. Zijn er dan studies die homoseksualiteit direct aan een ongebruikelijke blootstelling van prenatale hormonen kunnen verbinden? Ook die zijn er niet.

Dus… ja homomannen gedragen zich in bepaalde opzichten vaker iets vrouwelijker, en lesbiennes gedragen zich in bepaalde opzichten vaker iets mannelijker, maar de studies wijzen niet uit dat dit te maken heeft met prenatale hormonen.

Is er een link tussen mannelijke en vrouwelijk gedrag en pre-natale hormonen?

Mannen en vrouwen hebben gemiddeld genomen verschillende interesses, vaardigheden en gedrag. Hoe komen die verschillen tot stand?

Veel hersenorganisatie theoretici menen dat de evolutie voor verschillen in interesses zorgt. Zo zou de natuurlijke selectie mannen bevoordelen die goed zijn in de jacht en het uitschakelen van concurrenten voor vrouwelijk schoon. Een goede dosis ruimtelijke inzicht en agressie helpen hierbij, en verzekeren de overlevingskansen van de genen bij de man. Omgekeerd zou de natuurlijke selectie ook vrouwen bevoordelen die goed zijn in people skills en zelfdecoratie.

Op zichzelf, zegt Jordan-Young, is dit een logische gedachte. Maar als we gaan onderzoeken of de geslachtshormonen in de baarmoeder hierbij een aantoonbare rol spelen, verdampt de theorie voor onze ogen. Zo kijkt Jordan-Young naar het vele onderzoek dat gedaan is naar agressie, een mannelijke trek volgens veel evolutietheoretici. Vinden we afwijkende hoeveelheden agressie bij mensen met afwijkende hormoonblootstellingen, zoals mensen met CAH, DES en andere indicatoren van afwijkende hormoonwaarden? Nee.

Sterker nog, Jordan-Young vindt geen enkele interesse of vaardigheid die consistent gelinkt kan worden aan afwijkende hormoonwaarden in de baarmoeder. Natuurlijk zijn er veel studies die een verband vinden, maar voor alle specifieke interesses, vaardigheden en gedragingen, vindt Jordan-Young evenveel studies die geen of het omgekeerde verband vinden.

Kortom, mannen en vrouwen zijn natuurlijk geïnteresseerd in verschillende dingen, maar pre-natale hormonen lijken hier geen direct verband mee te hebben.

Mannen- en vrouwenseks

Een van de gebieden waar mannen en vrouwen belangrijk zouden verschillen in interesse is seks. Zo namen tot 1980 alle hersenonderzoekers aan dat mannen meer libido en meer seksuele partners hebben - en bovendien meer standjes willen uitproberen. Vrouwen zouden daarentegen meer gericht zijn op de persoon van de geliefde, vaker dromen van de huwelijksdag, seksueel passief zijn en niet masturberen.

Dan komt de seksuele revolutie. De consequenties voor de onderzoeksmethoden zijn verreikend. In een studie uit 1985 worden DES-vrouwen onvrouwelijk genoemd indien zij geen seksueel plezier en genot hebben, geen seksuele dromen hebben, niet snel opgewonden zijn of geen seks initiëren. Tot 1980 was dat heel normaal.

Het treft Jordan-Young dat de onderzoekers deze verandering in hun maatstaven helemaal niet door hebben. Zij interviewt een aantal hersenonderzoekers. Stuk voor stuk komen zij met zeer verschillende beelden van vrouwelijke seksualiteit, die zij stuk voor stuk als “common sense” ervaren. Dat maakt hun studies onvergelijkbaar en dus onbruikbaar. We weten dus niet veel over verschillen, laat staan over relaties met pre-natale hormonen.  

Een amateuristisch werkveld

Jordan-Young benadrukt de positieve kwaliteiten van de individuele onderzoekers wiens werk zij analyseert, maar de lezer krijgt na lezing van het boek sterk de indruk van een amateuristisch onderzoeksveld, waarbij

-       samenvattingen van onderzoeken in wetenschappelijke naslagwerken alleen bevestigde verwachtingen weergeven, maar niet de ontkrachtte verwachtingen

-       wetenschappers elkaar selectief citeren en tenslotte

-       het veld als geheel geen poging doet om inconsistente onderzoeksresultaten bij elkaar te brengen. De onderzoekers kijken eigenlijk alleen naar wat voor hun eigen hypothese pleit.

Door al deze factoren samen kan decennialang de indruk blijven bestaan dat de onderzoekers op het punt staan belangrijke ontdekkingen te doen, die vervolgens almaar uitblijven

Op deze wijze is het ook mogelijk dat hersenonderzoekers als Dr. Swaab en LeVay boude claims doen over de betekenis van hun vindingen, terwijl zoveel onderzoek uit hetzelfde veld duidelijk in de andere richting wijst.

Conclusie. Is er nog hoop op een transbrein?

Jordan-Young laat zich niet uit over de waarschijnlijkheid van een transbrein. Zij merkt op dat nog niemand Dr Swaab’s resultaten gerepliceerd heeft. Het hersenonderzoek als geheel biedt echter geen ondersteuning voor hersenorganisatietheorie waar Dr. Swaab vanuit gaat. Als de hersenorganisatietheorie juist was, zouden veel meer mensen die gedurende de gehele ontwikkelingsperiode van het brein in de baarmoeder zijn blootgesteld aan cross-gender hormonen, een transbrein of een homobrein hebben. Ze zouden ook meer cross-gender eigenschappen, interesses en vaardigheden hebben.

Het weerleggen van de hersenorganisatietheorie betekent echter niet dat er geen aangeboren verschillen tussen mannen en vrouwen zijn, maar dat de verschillen veel kleiner zijn als wij denken en dat de interactie tussen genen, hormonen, omgeving en leergeschiedenis complexer lijkt dan weergegeven in de hersenorganisatietheorie.

Van essentie naar potentie

In deel 1 bespraken we hoe de embryoloog Jost ontdekte dat de aanwezigheid van testosteron in de baarmoeder de aanleg van de geslachtsdelen bepaalt. Onderzoekers namen aan dat dit ook voor de hersenen zou gelden, en daarmee ook voor ons gender, onze seksualiteit en voor onze interesses en vaardigheden. Dat blijkt niet zo te zijn. Onderzoek toont aan dat niet alleen de hormonen genen aan en uit kunnen zetten maar ook allerlei omgevingsfactoren en leerprocessen.

Sterker nog, zegt Jordan-Young, we worden geboren met een genenpool die ons een bijna oneindig potentieel geeft, of we nu met XX- of XY-genen geboren worden. Vervolgens zet een groot aantal omgevingsfactoren die genen aan of uit. Voor de genen is het eigen lijf en de hormonen daarin ook een omgevingsfactor. Daarnaast zijn er nog veel meer omgevingsfactoren die genen aan en uitzetten, zoals voedingspatronen, leerprocessen en gedrag. Veel van die veranderingen zijn tijdelijk.

Jordan-Young laat ons achter met een beeld van de hersenen dat vooral heel dynamisch en adaptief is. Dat heeft gevolgen voor het toekomstig onderzoek naar sekseverschillen. Hersenonderzoekers kunnen niet langer aannemen dat de sekse-eigenschappen die zij onderzoeken inherent en stabiel zijn, maar moeten ook kijken hoe die eigenschappen over verschillende contexten en levensgebieden variëren. Sommige sekseverschillen die door hersenwetenschappers worden aangemerkt als inherent en stabiel– zoals het verschil in ruimtelijke oriëntatie – zijn met tien uur training gelijk te trekken.

Hoezo stabiel?

Wil je reageren? Vertel ons of je denkt dat er een transbrein of homobrein is en waarom. En vertel ons waarom je denkt dat het goed is - of juist helemaal niet zo goed is - als er een transbrein of een homobrein is. Mail je reactie naar

De redactie behoudt zich het recht voor om bijdragen te redigeren of te verwijderen die een vrije en toegankelijke discussie bemoeilijken, bijvoorbeeld door intimiderende of agressieve uitingen.

Wil je meer weten over de toekomst van het hersenonderzoek, volgens Jordan-Young, lees dan hieronder verder. Onder dit stukje vind je ook in het kort weergegeven wat Jordan-Young denkt van het transbrein.

Hoe moet het verder met het hersenonderzoek?

Van Phenotype naar ecotype

Vanwege de grote invloed van de omgeving bij de expressie van genen spreken genetici de laatste jaren niet alleen meer van genotypes en phenotypes, maar ook van ecotypes. Een genotype is de genenpool van een individueel organisme en het phenotype is daar de huidige expressie van, het organisme zelf. Nu genetici en biologen de invloed van de omgeving beter leren kennen, spreken zij ook van ecotypes. Dat is het genotype van de plant dat over generaties evolueert in bepaalde groeiomstandigheden.

Jordan- Young geeft er een simpel voorbeeld van. Biologen namen zeven genotypes van één plantensoort en lieten die op drie hoogtes opgroeien. Je ziet op de tekening hieronder hoe het genotype dat op zeeniveau de grootste hoogte bereikt op 1500 meter de laagste hoogte bereikt en op 3000 meter weer de hoogste is. Zo kun je zien hoe een omgevingsfactor de expressie van de genen beïnvloedt. (is het een optie om het uitstapje naar de vegetatie achterwege te laten?)

 Brainstorm5Plant

Onderzoekers namen stekjes van de plant duizendblad uit verschillende klimatologische omgevingen (1 is een vochtig laag bos, 2 een hoog gelegen woestijn, 3 een alpenweitje enzovoorts). Vervolgens keken hoe die stekjes en hun nakomelingen het deden op drie verschillende hoogtes (low elevation is 30 meter, medium is 1500 meter en hoog is 3000 meter boven de zeespiegel).

De verschillen tussen de planten – de ecotypes - zijn het resultaat van de evolutie: de planten hebben zich aangepast aan specifieke lokale omstandigheden. Dat lijkt volgens Jordan-Young op het verschil tussen mannen en vrouwen. Die zouden ook voortkomen uit de verschillende aanspraken die de omgeving gedurende vele generaties op hen gemaakt heeft. Daar stoppen de meeste beschrijvingen van sekseverschillen. Alsof deze verschillen onveranderbaar en voorspelbaar zijn. Dat is echter niet zo voor planten, en ook niet voor mensen. Figuur 2 (zoals deel 1) toont de variabiliteit onder drie ecotypen op dezelfde hoogte, in verschillende populaties en over verschillende generaties.

 Brainstorm3Plant

Hier zien we hoe de hoogte van een plant over verschillende generaties op een locatie kan verschillen. Er zijn gemiddelde verschillen, maar die kunnen niet op individueel niveau voorspelt worden.  

Nu zijn de omstandigheden waarvoor planten gevoelig zijn relatief beperkt. De hoeveelheid omstandigheden waarvoor mensen gevoelig zijn, is vele malen groter. Zo zijn mensen, anders dan planten, ook bijzonder gevoelig voor sociale normen, leerervaringen, armoede en rijkdom,. Dat maakt de variabiliteit over verschillende omstandigheden onder mensen natuurlijk veel groter en onvoorspelbaarder dan onder planten.

Dit heeft gevolgen voor onderzoek naar sekseverschillen, vindt Jordan-Young. Niet langer moeten hersenonderzoekers kijken naar de stabiele eigenschappen van een sekse, maar naar hoe de expressie van sekse in verschillende contexten verandert. Neem het moederlijk instinct. Bij zoogdieren wordt zorgend gedrag naar jonge dieren vaak als vrouwelijk aangemerkt, maar uit rattenstudies blijkt dat zowel mannen als vrouwen zorgend gedrag vertonen, als ze maar jongere broers en zussen hebben gehad.

 

Alweer, een persoonlijke zaak

Als een groep persoonlijk geraakt zijn door het hersenonderzoek, dan zijn dat wel transgenders. Veel transgenders reageerden opgelucht toen Dr. Swaab het transbrein ontdekt had.

 

Ontkent Jordan-Young het bestaan van een transbrein?

Nee. Dr Jordan-Young doet zelf geen onderzoek. Ze evalueert al het onderzoek dat is gedaan op dit gebied. Het onderzoek van Dr. Swaab moet nog wel een keer herhaald worden bij andere proefpersonen om toeval uit te sluiten. Pas daarna kunnen de wetenschappers het echt voor waar aannemen. Dat is gebruik in de wetenschap.

Weet Jordan-Young hoe het transbrein tot stand komt?

Nee. Maar ze weet wel dat de gewoonlijke (gangbare) uitleg niet toereikend is. De gewoonlijke uitleg is dat het transbrein in de baarmoeder ontstaat door een hormonaal ongelukje. Het transbrein zou op het verkeerde moment aan de verkeerde hormonen zijn blootgesteld.

Dat is wel erg onwaarschijnlijk, meent Jordan-Young. Waarom? Omdat tot nu toe kan geen enkel man-vrouwverschil dat je aan de hersenen zou kunnen koppelen, verklaard wordt door blootstelling aan hormonen in de baarmoeder. Ook niet bij mensen waarvan ze weten dat ze in de baarmoeder de hele tijd zijn blootgesteld aan heel veel of juist heel weinig testosteron.

Gelooft Jordan-Young dat transseksualiteit geneesbaar is?

Nee. Daar zegt ze niets over. Maar als het transbrein de oorzaak is van de transgenderidentiteit, dan maakt het niet uit of het in de baarmoeder is gevormd, of later door een samenwerking van genen, hormonen, omgevingsfactoren en leerprocessen.

Iets anders is de invloed van hormoontherapie. We weten nu dat die veel verandert in de omvang van hersenendelen, maar we weten niet precies hoe. Die invloed (of Dit) zou bij een replicatie van dr Swaab’s onderzoek nader onderzocht kunnen worden.

 Wat is de implicatie van Jordan-Young’s bevindingen?

De implicatie is eigenlijk dat we nu allemaal een stuk vrijer zijn om zelf te bedenken wat de verschillen betekenen die Dr. Swaab gevonden heeft.

De een kan denken dat hij zo geboren is en de ander kan denken dat hij zelf zo gegroeid is. Een derde mag denken dat hij/zij een tussenmaatje is, want de gedachte dat je BST-c je genderidentiteit voor altijd of mannelijk of vrouwelijk zou maken, staat op losse schroeven nu blijkt dat die pas later uitrijpt. En een vierde kan denken dat er heel veel wegen naar Rome zijn.

Nu we toch persoonlijk zijn… Hoe denkt de recensent erover?

Niemand gaat een gendertransitie aan vanwege zijn BTS-c. Daarom hoeft geen enkele individuele transgender zich iets van Jordan-Young of Dr. Swaab aan te trekken.

Transgenders leren vaak met frisse tegenzin dat zij transgender zijn. De sociale kosten van een transitie zijn vaak hoog. Ook voor mij. Hoewel ik zelf nooit in een ingeboren transbrein heb geloofd, heeft het idee dat ik mogelijk een ingeboren transbrein zou hebben, mij steun gegeven om de keuzes die onvermijdelijk op mij afkwamen te accepteren. Mijn keuze hoorde bij mij alsof ze ingeboren is. 

Later, na de transitie, is dit weer veranderd. Nu voel ik meer voor een denkwijze waarin ik zelf een eigen aandeel in mijn keuzes en in mijn leven heb. Dat helpt mij om mijn leven zinvol en actief te maken.

Hoewel ik dus tamelijk agnostisch ben met betrekking tot het transbrein, heb ik er wel een geschiedenis mee. Ik denk dat iedere transgender zijn geschiedenis heeft met zijn transbrein. Vandaar ook de vraag om reacties.

Ik ben nieuwsgierig naar jou transbrein.