Tim de Jonginterviews, achtergrond, 17 januari 2003

'In Nederland was ik geen transgender geworden'

Interview met Arianne van der Ven

Na enkele jaren in Boston te hebben gewoond, keerde Arianne van der Ven (38) terug naar Amsterdam. In een gesprek met Tim de Jong vergelijkt zij de Amerikaanse transgender scene met de Nederlandse en constateert zij veel verschillen. Verschil in mentaliteit bij de transgenders zelf en verschil in voorzieningen. Waar zij alleen al in Boston uit zeven klinieken kon kiezen, bestaat er in Nederland slechts één genderteam, dat daardoor een monopoliepositie heeft. In Boston ontdekte Arianne een open en aanwezige transgender gemeenschap, die het voor haar mogelijk maakte zich als vrouw te presenteren.

foto: Wilma van de Hel'Mijn jeugd heb ik doorgebracht in de omgeving van Rotterdam. Wij hadden een groot huis met een tuin in Slikkerveer. Toen ik negen was, bood een van mijn zussen een dubbeltje voor wie van de broertjes een jurk zou aantrekken en daar een foto van liet maken. Ik kreeg het hartstikke warm, en voelde dat dit ging over iets waar ik niet meer van zou loskomen. Ik trok het jurkje van mijn zus aan en in de tuin werd die foto gemaakt. Die middag heb ik zo lang mogelijk als meisje met mijn vriendjes gespeeld, totdat mijn moeder het welletjes vond. Tot die tijd zag ik mezelf zonder meer als jongen. Ik was zelfs blij dat ik een jongen was, want dan mocht je voetballen, slootje springen, snoeken vangen, vlotten bouwen. Ik speelde uitsluitend met jongens. Meisje zijn leek me verschrikkelijk. Dan moest je pianospelen, zoals mijn zussen. Naar hen werd strenger opgetreden dan naar mij en mijn twee broertjes.

Ik had een vaag idee dat er iets niet helemaal strookte, en dat werd na die weddenschap langzamerhand duidelijker. Ik wilde me niet als meisje gedragen, maar het leek me aantrekkelijk om een meisjeslichaam te hebben. Op een keer vertelde ik mijn moeder dat ik liever een meisje wilde zijn. Zij is een praktisch mens, en ze stelde meteen voor dat ik een keer gekleed als meid naar beneden zou komen. Maar dat kon ik niet. Die weddenschap was een mooi excuus geweest om een jurk aan te trekken. Om het puur voor mezelf te doen, dat durfde ik niet. Daarna stelde mijn moeder voor dat ik als meisje gekleed samen met haar naar Dordrecht zou gaan. Dat hebben we een paar keer gedaan, maar ik vond het intimiderend. Ik had het idee dat iedereen een jongen in een jurk zag lopen.
Vanaf een jaar of twaalf merkte ik dat ik me tot jongens aangetrokken voelde. Bij iedere fantasie over jongens wilde ik een meisje zijn. Het omkleden gebeurde heimelijk: ik wendde voor dat ik ziek was, of ging op zondag niet mee naar de kerk. Dan haalde ik stiekem kledingstukken uit de kast van mijn zussen. Een korfbalrokje heb ik gepikt toen mijn zus hem niet meer nodig had. Die verstopte ik onder mijn matras. Ik werd een houterig jongetje, dat zich niet kon voorstellen dat zijn lichaam ooit aantrekkelijk zou kunnen zijn voor anderen.

Na de middelbare school ging ik naar Amsterdam om psychologie te studeren. Op mijn eenentwintigste kreeg ik een vriendin. Het was een bevrijdende ervaring om te merken dat er van mij en van mijn lichaam gehouden kon worden. In die relatie was intimiteit belangrijker dan seksualiteit. Langzamerhand werd de travestie steeds belangrijker voor me, en ook mijn voorkeur voor mannen. Toen ik homoseksuele contacten ging zoeken, betekende dat het einde van de relatie met mijn vriendin. De homo scene ervoer ik als een thuiskomen. In mijn contacten met mannen was er tenminste één ding dat klopte: de partner. Alleen ikzelf klopte nog niet. Als ik met een man vree, kon ik me voorstellen dat ik eigenlijk een vrouw was. Ik heb lange tijd gedacht dat iedere homo datzelfde gevoel kende.
Ik fantaseerde erover om van gender te veranderen, maar wist niet of dat voor mij leefbaar zou zijn. Binnen de homowereld zou het in elk geval niet leefbaar zijn: daar wordt niet op vrouwelijkheid gevallen. Ik zag er in die tijd jongensachtig uit, met kort haar. Op feesten kon ik me net zo kleden als ik wilde. Dat heet dan drag. Maar ik wist: als ik dit echt als mijn leven wil vormgeven, dan zal niemand iets met me willen. Dan krijg ik geen baan meer, en word ik bang voor de wereld. Want als ik omgekleed over staat liep, werd er altijd gekeken.'

Mascottes

'Na mijn studie werd ik verliefd op David, een Canadese toerist. Hij was homo en zag me als jongen. De travestie vond hij wezensvreemd, maar hij zei: als je dat nodig hebt, moet je dat doen. Na een jaar samen in Amsterdam kreeg hij een goede baan aangeboden in Boston. Daar zijn we toen samen naartoe verhuisd.
Als ik in Nederland was blijven wonen, was ik geen transgender geworden. Ik voelde me hier te geïsoleerd. Dan was ik homo gebleven, en had ik nooit de stappen durven zetten om mijn lichaam en mijn presentatie te veranderen. In Boston kwam ik meteen in de transgender scene terecht. De scene is daar heel open en aanwezig. Als je een willekeurige homokrant openslaat, staan daar verhalen van transgenders in. Bij veel culturele activiteiten zijn transgenders betrokken. Mijn eerste baantje kreeg ik bij een transgender radiostation, dat enorm goed werd beluisterd.
De transgenders vervullen een leuke rol in Boston. Omdat ze zich tegen gendernormen keren, zijn ze als het ware de mascottes van alles wat homo, lesbisch, feministisch of anders is. Veel mensen kunnen zich met transgender identificeren: mensen voor wie het een gevoelde identiteit is, maar die er niets mee doen, en ook mensen voor wie het geen identiteit is, maar die er juist wel iets mee doen. Binnen de transgender gemeenschap zie je transen en travas, prostituees en professoren, spaanstalige, chinese, zwarte en blanke mensen. Dat ik mezelf als transgender kon definiëren, impliceerde dat ik me niet meer hoefde af te vragen "wie ben ik?" Want vrouw-zijn zou ook weer een gevangenis inhouden. Het mooie aan het begrip transgender is dat het ruimte geeft.

foto: Mariette Pathy Allen


Perspectief

Ik kreeg een baan in de HIV-preventie. 's Nachts liep ik in het hartje van de stad onder de snelbaan. Daar werkten de transgender-prostituees, waarmee ik gesprekken voerde over HIV en drugsgebruik. Een jaar later ben ik als psycholoog gaan werken bij een hulporganisatie voor transgenders. Ik liep daar als vrouw rond, en dat beviel goed. Maar als ik in de metro naar mijn werk ging, werd er naar me gestaard. Mensen zagen een grote neus en een vierkant mannengezicht, met daaronder vrouwenkleren.
Op een zeker moment heb ik besloten een elektrolyse-behandeling te ondergaan, zodat ik geen dikke schmink-lagen meer op hoefde te doen. Binnen mijn relatie gaf dat geen problemen. Dat veranderde toen ik ook hormonen wilde gaan gebruiken en plannen maakte voor een gezichtsoperatie.
Voor David was het moeilijk dat ik een vrouwenlijf wilde. Het betekende dat ik de relatie met hem moest opgeven. Ik heb een cosmetische gezichtsoperatie ondergaan aan neus, kaak, kin en voorhoofd, waardoor de vorm van mijn gezicht minder hoekig en mannelijk is gemaakt. Die operatie was voor mij belangrijker dan een geslachtsoperatie: het gaf me een perspectief op een leven waarin ik als vrouw geaccepteerd zou worden. De operatie heeft me veel geld gekost, maar ik voel me veel vrijer dan daarvoor. Ik word niet meer aangestaard op straat.
De organisatie waar ik werkte had veel contact met zorginstellingen, zoals huizen voor daklozen en psychiatrische inrichtingen. We gaven trainingen bij de politieschool. In Boston vinden per jaar vier of vijf transgender conferenties plaats, waaronder de TG-zorgconferentie die wij organiseerden. We hanteerden een community-based behandelingsmodel, dat samen met TG-groepen is ontwikkeld. Het model gaat er vanuit dat transgender een identiteit is die zich ontwikkelt en die moet worden uitgeprobeerd. Iemands lichaam hoeft niet overeen te komen met zijn rolgedrag, zijn kleding, zijn relaties of zijn zelfbenoeming. Dat zijn allemaal aparte dimensies van genderexpressie.'

Monopoliepositie

'Een jaar geleden ben ik teruggekeerd naar Nederland. In Amerika is Arie geen mannennaam, dus er was geen reden om mijn naam te veranderen. In Nederland heb ik er meteen Arianne van gemaakt.
De laatste tijd komt mijn lichaamsdysforie sterker naar voren. Het is pas nu, na vier jaar ervaring in de andere genderrol, dat ik een geslachtsoperatie bij mezelf vind passen. Een voorwaarde is wel dat het goed gedaan wordt. Wat ik een nadeel vind van de Nederlandse situatie is dat er maar één genderteam is, dat daardoor een monopoliepositie heeft. Nu de plastisch chirurg van de VU zijn baan heeft opgezegd, is het maar de vraag of zijn opvolger dit werk even goed zal doen. In Boston kon ik kiezen tussen zeven instellingen met een verschillend beleid ten aanzien van operaties. Ik vind dat het Nederlandse genderteam zijn manier van denken te veel oplegt aan mensen. Men laat zelfs cliënten voor het team verschijnen! Voor dit soort autoriteitsprincipes heb ik een enorme allergie.

Wat ik in Nederland mis, is de gedachte dat gender voor iedereen een probleem kan zijn. In Boston hadden wij bijvoorbeeld ook cliënten die man waren en man wilden blijven, maar die toch een probleem hadden met hun mannelijkheid. Eén van hen was een Cubaansen van 1 meter 65, die geen carrière kon maken en het gevoel had niet goed voor zijn gezin te kunnen zorgen. Hij geloofde niet in zichzelf als man. We hebben hem steunzolen gegeven en in contact gebracht met een groepje vrouw-naar-man transseksuelen, die elk week een wedstrijd van de Red Socks (het Ajax onder de baseball clubs) bijwonen. In dat stadion hebben zij veel lol, echt mannenlol. Voor die Cubaan bleek dit goed uit te pakken.'

Innerlijke essentie

'De Nederlandse transen identificeren zich met een innerlijke essentie, zien zichzelf als misfits, en gaan dat oplossen. De houding is: als het met mij maar goed gaat. Er wordt niet bij stilgestaan hoe de maatschappij mannelijkheid en vrouwelijkheid constitueert, en hoe onderdrukkend dat voor iedereen is. In Amerika is dat anders. Op de jaarlijkse Transgender Lobby Day in Washington wordt gelobbyd voor wetsvoorstellen die op dat moment actueel zijn. Als je met een groepje transgenders aanbelt bij de Senaats-afgevaardigde van jouw staat, krijg je een gesprek met een assistent, en op die manier kun je politieke invloed uitoefenen. Ik vond het fantastisch om met een clubje hooggehakte travestieten door de "hallen van de macht" te lopen. Want travestieten vechten onder de noemer 'vrijheid van genderexpressie' net zo hard mee als transseksuelen. Hier in Nederland blijven travestieten meestal binnenshuis hangen. Daar is het een way of life. De laatste keer dat ik de TG Lobby Day bijwoonde, speelde er een wetsvoorstel met betrekking tot hate crimes: geweld dat tegen iemand wordt gebruikt, louter en alleen vanwege het feit dat diegene bijvoorbeeld zwart is. In deze wet werden homo's, vrouwen en zwarte mensen expliciet genoemd. Wij wilden dat ook transgenders genoemd zouden worden. Aan het eind van de dag hadden we 23 extra stemmen hiervoor kunnen krijgen.
Een andere wet ging over ontslag op basis van het behoren tot een bepaalde groep. Ook hier wilden we als transgenders in die wet worden opgenomen, naast bijvoorbeeld de homo's. Landelijk is er nog een lange weg te gaan, maar regionaal zie je dat er al veel wordt bereikt. In de stad Cambridge bestaat er een wet die ontslag op basis van het feit dat iemand transgender is, beboet met een geldbedrag van zesduizend dollar. Zo'n wet heeft meer dan een symbolische functie. Als gevolg van die wet kregen wij bijvoorbeeld verzoeken om voorlichting te komen geven bij gemeenten en instellingen. Men wilde weten wat dat dan waren, transgenders.'

'De Nederlandse kijk op transgender als iets puur persoonlijks, is een pijnpunt voor mij. Transen zien zichzelf als 'gewoon een vrouw'.Maar alleen al dat woordje 'vrouw'... alsof dat een natuurlijke toestand is! Dat vind ik zo normatief gedacht. Maar het zijn vaak schatten van mensen hoor.'