Arianne van der Venwetenschap, recensies, 19 augustus 2012

Tijdlijn 1997

Life, vanuit de parenclub

In de jaren negentig is de LGBT gemeenschap voldoende ontwikkeld om haar eigen plekje in de boekenmarkt te vinden. Transgender auteurs als Feinberg, Bornstein en Wilchins hoeven hun trans zijn niet langer te rechtvaardigen en schrijven eerlijk over alle pijnlijke onvolmaaktheden van het transgender leven. Zo beschrijft Wilchins hoe zij haar demonen uitdrijft in een parenclub in Mid Manhattan.

Transgender auteurs uit de jaren zeventig en tachtig, zoals Jan Morris, hebben een lezer uit de middenklasse in gedachten, die overtuigd moet worden van het bestaansrecht van transgenders. In de jaren negentig hebben transgender auteurs als Feinberg, Wilchins en Bornstein een publiek in gedachte dat zelf homo of transgender is, of misschien een student in een maatschappijkritisch vak als Queer Theory. Dat leidt tot nieuw zelfonderzoek onder transgender auteurs. Waar staan wij als transgenders in ons persoonlijk leven? Wat hebben we eigenlijk met onszelf en ons lichaam gedaan? Een meedogenloos mooi voorbeeld hiervan is Riki Wilchins’ “Lines in the sand, cries of desire”.

Ik wil mijn lichaam terug

In dit stuk vraagt Wilchins zich af hoe al de verschillende personen die zij in haar leven geweest is zich tot elkaar verhouden. Hoe kan ze alle schokkende ervaringen in haar leven samen brengen? In het stuk voert ze een vriend op die haar deze vraag stelt, en ze antwoordt vanuit een parenclub in Mid Manhattan…

“Je vraagt hoe ik al mijn verschillende levens bij elkaar breng, maar het is nu 1 uur ' s nachts en op dit moment ben ik meer bezig met de lul die vijf centimeter voor m’n gezicht hangt. Ik ben de laatste tijd veel naar deze parenclub gegaan om mijn demonen te verjagen en de grenzen terug te dringen van wat ik kan doen, wie ik mag zijn en wat ik mij mag voorstellen. Het is een plek die zo anoniem is dat ik de namen van mijn partners niet ken(..). Dit is de plek die ik gekozen heb om mijn angst voor seks onder ogen te zien en waar ik eindelijk de fragmenten van mijn leven, verloren aan incest, transseksualiteit, schaamte en zelfhaat, kan herstellen. Ik ben hier om mijn zelf ter herwinnen en mijn lichaam terug te winnen.

Ik wil mijn lichaam terug. Ik wil mijn klit, mijn scrotum, mijn vagina, mijn lul, mijn baard. Ik wil mijn billen, mijn dijen, mijn kont, mijn zaad. Ik wil mijn lippen en mijn borsten terug, mijn borsten met mijn littekens, net onder de tepels waar de implantaten naar binnen gingen. Ik wil het litteken terug dat over mijn adamsappel loopt, dat gemaakt is om mijn adamsappel te doen verdwijnen.

Ik wil mijn lichaam terug."

Wat Wilchins hier zo mooi aan geeft is dat alle operaties die transgenders zo graag willen, en waarmee zij zich hun lichaam eigen maken, hen ook zeer doen en brutaliseren. Na die operaties is er veel moed voor nodig om je dat lichaam weer eigen te maken. Maar er is veel meer dan dit. Wilchins wil haar hele leven terug. De transitie en de operatie trekken scheidslijnen tussen het leven voor en na. Die scheidslijnen wil zij opheffen. Zij wil eigenaarschap over haar hele leven. En wat zij ook wil is de vrijheid om zonder angst te leven. In het geval van Wilchins: zonder angst voor mannen

Hoe jaag je demonen en geesten uit? Ik vertelde mijn beste vriend dat ik 41 was en niets van mannen wist. Ik wil geen 51 worden zonder ook maar iets te weten. Maar de waarheid is nog dichter bij huis. De waarheid is dat ik niet in staat ben om alle tegenstellingen in mijn leven te ontvluchten. Ik ben de laatste vijf jaar celibatair geweest, alleen geweest. Ik ben doodgelopen in een stil en koud geheim. Ik heb iedereen vermeden die butch genoeg was om mij op te winden.”

 Nu vertelt de ik-persoon over haar wordingsgeschiedenis. Over haar ervaringen met incest, “die tot vandaag als een crucifix boven mijn bed hangen”. Over haar voorkeur voor vrouwen en hoe zij zichzelf leert kennen in de vrouwen-scene. Over vrijpartijen die zij gebruikte om zichzelf te leren kennen, maar waarin zij zich niet over kan geven. En dan zijn weer de operaties, die hoe noodzakelijk ze ook zijn en hoe vakkundig ze ook worden uitgevoerd “je achterlaten met het gevoel van binnen te zijn beschadigd en gebroken”. Met de vrijpartij maakt zij zich haar gebrutaliseerde, nieuwe lichaam eigen:

“Zijn handen glijden over mijn billen tot zij tussen mijn benen duiken, de roze huid strelend waarvan ik me de oorsprong en constructie niet kan inbeelden. Een vinger wacht voor mijn vagina, cirkelt rond de ingang en tunnelt dan, heel langzaam, naar binnen. Zo langzaam dat ik mij niet in kan houden en mij zachtjes naar achteren druk, mezelf verrassend met een zucht die nu vagelijk belachelijk klinkt, zelfs in mijn eigen oren.  Dan glijden zijn vingers uit mijn poes en voel ik de nadrukkelijker opflikkering van zijn pik. Met zijn rechterhand stuurt hij de eikel naar mijn open, vragende vagina. Mijn eigen dans kan beginnen.”

 Kan je mij zien?

Dan spreekt Wilchins de persoon weer aan die haar vroeg hoe zij al de verschillende personen die zij is weer samen kan brengen. Dat blijkt niet zomaar iemand te zijn, maar haar lesbische geliefde. Ze vraagt haar geliefde haar niet af te wijzen. Ja… dit is wel een heteroseksuele vrijpartij. Maar kan zij de lesbienne in haar zien, ook als ze seks heeft met een man? Zoals ze misschien ook een vrouw kan zien in man, of een man in een vrouw. Kan je mij zien, los van de banden waarin onze sekse en gender ons begrenzen? 

Jij hebt me tot hier geholpen. Ik vraag me af wat je denkt. Kan jij de lesbienne in mij zien, in mijn ervaring? En als jij dit niet aan kan zien, welke lesbienne kan dit dan wel?

Wilchins vraagt haar geliefde of zij haar kan zien in al haar verschijningsvormen. Zij vraagt haar zich niet te laten inperken “door grenzen die niet door of voor ons getrokken zijn, maar die getrokken zijn door onze angsten en door onze ervaringen met afwijzing en geweld”.

Wat Wilchins van haar partner vraagt is een nieuwe coming-out, niet als homoseksueel of heteroseksueel, maar als iemand die van een veelkleurig mens houdt. Die van Wilchins houdt. Kan je mij zien in alle verschijningsvormen die ik heb? Mag ik een vrij en heel mens zijn? Dat is een vraag die veel transgenders aan hun partners stellen. Maar weinig transen maken het hun partners zo moeilijk als Wilchins, die haar artikel vrolijk besluit met een beschrijving van hoe zij haar nieuwe lichaam eigen maakt, door gruwelijk klaar te komen bij iemand anders. 

Hij vindt mijn vagina en grijpt mijn heupen. Zijn grote handen trekken mij terug op zijn pik. Ik voel hoe mijn lichaam hem inneemt, een vreemd-bekend gevoel van plezier terwijl hij mij binnenwandelt, totdat hij mijn vlees heeft genomen tot de nok. Ik vecht om hem tot me te nemen en verbonden te blijven met zoveel man: om hem te bevoelen met alle duistere spieren bovenin mijn vagina. Hij trekt mij naar zich toe, en de lucht glijdt uit mijn longen alsof iemand zachtjes mijn buik indrukt, en juist als ik mijn adem herneem beweegt hij naar voren en, versnellend nu, explodeert zijn stoten diep in mijn onderbuik. Het voelt als een wonder. Mijn lichaam doet mij dingen voelen die ik mij niet eerder voor kon stellen. Kan dit?

Uitgeput valt Wilchins naar voren, recht in de armen van de vrouw van de man met wie zij zojuist heeft gevreeën.

In slow motion val ik in de armen van zijn vrouw. Zij weet dat het mijn eerste keer is, en sluit me zacht bij haar in. Haar handen omvatten mijn gezicht en (..) voor de eerste keer in mijn leven voel ik mij volledig aanwezig in mijn lichaam en vrij van angst. Haar vingers wandelen naar mijn klit. Ik heb vleugels. (…) Terwijl ik mijn ogen sluit voor de prille aanvang van mijn orgasme, besef ik voor het eerst hoe vrij ik ben.

In dit stuk laat Wilchins mooi zien hoe in intieme relaties alle aspecten van het transgender leven samen komen. Zij beschrijft hoe onze wonden ons op afstand zetten van onszelf, en hoe we tegen onze angsten in, altijd weer opnieuw kunnen groeien naar een leven dat echt van onszelf is. Transgender auteurs schrijven in de jaren negentig met een meer authentieke stem over meer kwetsbare transgender ervaringen. Daarmee verzachten zij de pijn waarover ze schrijven. Dat is wat waard.

Wie is Riki Wilchins?

Riki Wilchins is een transgender auteur en activist, die in de jaren negentig GENDERPAC opricht, de eerste professionele transgender lobbyorganisatie in Washington. In 2001 verkoos TIME Magazine haar als een van de honderd meest innovatieve mensen voor de 21ste eeuw. Dichter bij de mainsteam was de Amerikaanse transgender beweging nog niet gekomen.

GENDERPAC begint in 1995 als een verzameling transgender organisaties die de Transgender Lobby Day organiseren in Washington. Gedurende deze jaarlijkse lobbydag bezoeken honderden transgender activisten de vertegenwoordigers en senatoren van hun staat in hun kantoor in Washington, met de vraag of zij een trans-relevant wetsvoorstel willen ondersteunen. GENDERPAC wordt financieel ondersteund door veel bedrijven, zoals IBM, Morgan Stanley en Goldman Sachs. GENDERPAC groeit tussen 2000 en 2009 uit tot een organisatie met een jaarlijks budget van 1,2 miljoen dollar.

Wilchins wil graag dat GENDERPAC zich niet alleen voor transgenders inzet, maar voor alle mensen die onder gendernormen lijden, zoals heel mannelijke vrouwen of heel vrouwelijke mannen. Wilchins wil ook graag samenwerken met andere homo- en vrouwenorganisaties. Zij is bereid daarvoor strategische compromissen te doen. Zo gaat zij akkoord met het uitsluiten van transgenders van wetgeving die werknemers beschermd van discriminatie. Dit omdat deze wetgeving anders gedoemd zou zijn te mislukken. Dat gaat veel andere mensen in de organisatie te ver. In 2009 gaat de organisatie hieraan onderdoor.

Als auteur

Als auteur wordt Riki Wilchins vooral bekend met "Read my Lips". Dit is een serie artikelen die deels heel persoonlijk zijn, zoals het hierboven beschreven "Lines in the Sand". Voor een ander deel bevat dit boek artikelen die een politieke agenda en werkwijze beschrijven voor een  gemeenschap die zo divers en zo diep getroffen is als de transgender gemeenschap. Wilchins zal van 1995 tot en met 2009 onafgebroken werken aan het realiseren van haar politieke visie.  Daarnaast bevat het boek filosofische artikelen, waarmee met name het filosofisch werk van Michel Foucault relevant gemaakt wordt voor transgenders.  Wilchins beschrijft vooral het failliet van "identity politics", een politieke zienswijze die ervan uitgaat dat als je als groep iets wilt bereiken, je jezelf strak moet definieren en af moet sluiten van andere groepen. Dit is precies het spanningsveld waaraan haar geesteskind, GENDERPAC, ten gronde zal gaan. 

41J0VVABGZL SL500 AA300

Wilchins verschijnt hier in twee uitvoeringen op de cover van Read my Lips, dat in 1997 gepubliceerd wordt. De cover bevat al veel van de inhoud van het boek. Read my Lips is een Amerikaanse zegswijze die betekent: let goed op wat ik nu zeg, dit is een echte belofte. To get read is echter ook een zegswijze onder transgenders en betekent op straat herkend worden als transsexueel. In het boek komen veel verhalen naar voren over transen die gelezen worden en lijden onder geweld. Het thema echt-zijn versus onecht-zijn komt steeds terug.  Hier nodigt een bijna blote Wilchins de lezers  dus uit om haar "lips" te lezen, wat - gezien haar naaktheid - opgevat kan worden als een uitnodiging om de echtheid van haar schaamlippen te beoordelen. Het boek is een voorbeeld van en een nieuwe confronterende aanwezigheid van transgenders in de Amerikaanse gemeenschap.