Arianne van der Venwetenschap, 20 februari 2010

Hoe het lichaam ons vertelt wie we zijn.

Merleau-Ponty en het weten van het lichaam

Veel transseksuelen kunnen maar moeilijk aangeven hoe zij weten dat zij in het "verkeerde lichaam" zitten. Tegen hen zou deze schrijver willen zeggen : leest Maurice Merleau-Ponty!

Merleau-Ponty (1908-1961) wordt wel de "filosoof van het wetende lichaam" genoemd. Het zat hem dwars dat veel filosofieën over het lichaam voorbij gaan aan het lichaam zelf. Ook filosofische beschouwingen over transseksualiteit kijken vaak langs het lichaam heen. Zij hebben ‘gender' als onderwerp, waarbij de nadruk ligt op de mannelijke en vrouwelijke sociale rollen. De ervaring dat het lichaam niet klopt, zou niet uit het lichaam zelf kunnen voortkomen. "Helemaal fout!" roepen een steeds groter aantal neurologen. En Merleau-Ponty's gedachtengoed past als een mooie filosofische handschoen om hun bevindingen heen. Een essay.

Het aardse lichaam
Voor Merleau-Ponty is het lichaam een niet aflatend wonder, ‘waarover wij slechts kunnen stamelen'. Het wonder van het lichaam zit allereerst in haar worteling in het aardse. Onze ogen hebben kegeltjes om de kleuren van de aarde te zien, onze vingertoppen zijn voorzien van gevoelszenuwen om te kunnen tasten, onze oren hebben een vlies dat trilt op geluidsgolven. Ons lichaam biedt ons een ‘doorleefde ruimte' die vooraf gaat aan ons denken. Een ruimte waarin objecten groot of klein zijn relatief aan de grootte van ons lichaam, licht of zwaar zijn in verhouding tot onze spierkracht, en nabij of veraf in relatie tot onze snelheid. Voor we over de wereld gaan nadenken levert het lichaam de wereld al aan als een ‘zinsveld', waarin ons lichaam en de wereld om ons heen al door elkaar zijn aangedaan en gevormd. Het lichaam behoort de wereld toe, gaat er naar uit, en geeft haar een maat die wij aankunnen. Dat is al een wonder, maar niet het grootste wonder.
Het echte wonder van het lichaam is voor Merleau-Ponty dat het, als het in goede conditie verkeert, zichzelf niet waarneemt. We kijken door onze ogen zonder dat we onze ogen zelf zien en we voelen het oppervlak van een dennenappel zonder dat we onze vingertoppen voelen. De zintuigen blijven transparant zolang er geen stoornis optreedt. Zo merken we pas dat we een oogbol hebben als daar iets mee aan de hand is, bijvoorbeeld een zweem op het oogoppervlak komt, en het zicht vermindert.

Merleau-Ponty noemt het gezonde lichaam ‘het onzichtbare dat de wereld zichtbaar maakt'. Als het lichaam de aandacht naar zichzelf trekt is het vermoeid of anderszins niet in orde. Een ziek lichaam heeft een scherpe proprioceptie (het voelen van het eigen lichaam) en vraagt om beterschap. Kan deze proprioceptie ook een bron van kennis zijn waardoor de transseksueel zichzelf leert kennen als ‘ziek'?

mp

Maurice Merleau-Ponty was een wat stijve filosoof. In de jaren vijftig van de vorige eeuw doceerde hij aan de Sorbonne en het College de France in Parijs. Hij was fel tegen filosofen zoals Descartes die een scherp onderscheid tussen lichaam en geest denken te kunnen maken. Kennen is een functie die gewoonlijk aan de geest wordt toegeschreven, maar volgens Merleau Ponty is "kennen" in de eerste plaats een lichamelijk gebeuren.

Het neurologische lichaamsbeeld
In zijn verhalenbundel The man who mistook his wife for a hat and other clinical tales beschrijft neuroloog en auteur Oliver Sacks veel levensgeschiedenissen waarbij er iets mis is met de proprioceptie. Vaak komt dit doordat het lichaamsbeeld in de hersenen niet overeenkomt met het eigenlijke lichaam. Zo kan iemand bijvoorbeeld lijden aan fantoomgevoelens, waarbij men jeuk ervaart onder een geamputeerde voet. De neurologie verklaart dit voor ons. Zij leert ons dat nog bestaande zenuwbanen signalen uitzenden naar de hersenen, die deze weergeven als komend uit de voet, en de fysieke sensatie van jeuk geven op een plaats waar men niet meer kan krabben. Erg lastig.
Een meer positieve vorm van een dergelijk fantoomledemaat treedt op bij het incorporeren van prothesen, bijvoorbeeld voor een geamputeerde arm. Iemand die een lichaamsbeeld heeft waarin twee armen bestaan, kan een prothese voor een geamputeerde arm als eigen ervaren en gebruiken. Als je een hete kop koffie over de stalen prothese gooit kan de drager ervan ‘auw!' roepen ‘wat doe je nou?' Hij heeft de stalen arm ‘geïncorporeerd' en voelt het als een deel van zichzelf.
Omgekeerd zijn er neurologische beelden waarbij de arm gezond is, maar het beeld (de representatie) daarvan in de hersenen ontbreekt. De arm wordt dan als een vreemd object ervaren, en kan niet gebruikt worden. De eigenaar ‘kent' de gezonde arm niet en ervaart hem als hinderlijk omdat hij alsmaar tegen allerlei dingen aanstoot.
Belangrijk is dat het lichaamsbeeld in de hersenen even fysiek en organisch is als dat van al de andere onderdelen van het lichaam. De hersenen zijn een cruciaal onderdeel van het lichaam, zij bepalen of de signalen uit de arm ook echt aankomen en als ‘eigen' gevoeld worden.
Kan een dergelijk neurologisch lichaamsbeeld ook licht werpen op het kennen van de transseksueel? Een auteur als Jay Prosser meent van wel. Zelf een post-operatieve transseksueel, wijst hij erop dat de nieuw gevormde geslachtsdelen van de transenseksueel vaak beter gebruikt kunnen worden dan de oorspronkelijke geslachtsdelen. Prosser veronderstelt daarom dat de nieuw gevormde vagina of penis dus wel een plaatsje moet hebben in het lichaamsbeeld van de transseksueel. Hij verwijst daarbij ook naar het hersenonderzoek van Dr. Swaab, die vrouwelijke hersenkernen vond bij mannelijke transseksuelen. Dat hersendeeltje zou dan een deel zijn van een neurologische afbeelding in de hersenen van een vrouwelijk lichaam, in een overigens manlijk lijf.

Ik kan
Merleau-Ponty beschrijft niet alleen hoe belangrijk ons lichaam is voor hoe we de wereld ervaren, maar ook hoe een verandering aan het lichaam, een ander zelfbewustzijn, een andere wereld en een andere bejegening produceert. Voor Merleau-Ponty is het menselijk bewustzijn bijzonder aards. Het is geen abstract weten of waarnemen. Het bewustzijn is altijd een ‘ik kan'. De wereld is in ons bewustzijn niet een op zichzelf staand gegeven, maar een ruimte waarin wij met ons lichaam iets concreet kunnen doen. Laten we een voorbeeld nemen. Het lichaam van de automobilist die in zijn auto stapt breidt zich uit met paardenkrachten die zijn waarneming van afstanden veranderen. Wat voor de wandelaar ver weg is, is voor hem dichtbij. Zijn lichaam krijgt ook een nieuw membraan, de laklaag van de auto. Een kras erop voelt als een kras op de huid en de omvang van zijn auto doet de automobilist een parkeerplaats groot of klein voorkomen. Door nieuwe middelen en vaardigheden verandert ons bewustzijn van de wereld, omdat we nieuwe dingen kunnen doen.
Het ‘ik kan' speelt zich altijd af in concrete situaties en lichamen. Bij transseksuelen is dit ‘ik kan' het vermogen een man of een vrouw te zijn, tegenover voorbijgangers, vrienden, familie, en het liefst ook tegenover een geliefde. Het ‘ik kan' houdt de sleutel tot ‘ik ben' en kan het genderverdriet opheffen.
Merleau-Ponty beschrijft het lichaam in zijn gerichtheid op de sociale wereld als een ‘gebarend lichaam'. Een geïsoleerd gebaar is zinloos, zegt hij. Een gebaar vindt altijd plaats in de relatie tot de wereld en de ander. Tijdens een ontmoeting antwoorden onze gebaren op elkaar waardoor een innerlijk gevoelde relatie ontstaat ‘waarin de ander een voltooiing is van mijn eigen lichaam'. Het lichaam komt pas geheel tot bestaan door bejegening.

Spiegelneuronen
Zoals uit het voorbeeld van de automobilist duidelijk werd is het lichaam/bewustzijn voor Merleau-Ponty geen constante. Dat ervaren we niet alleen als we nieuwe vaardigheden tot onze beschikking krijgen, maar ook als we anderen dingen zien doen die we zelf nog niet kunnen. Velen van ons kunnen niet skiën maar zich het genoegen van het skiën wel voorstellen. Bijvoorbeeld als we een volleerd skiër soepel vanuit de heupen heen en weer zien glijden over een sneeuwhelling. We hebben een plaatsvervangend vermogen, een empathie voor een lichaam/bewustzijn dat wij zelf (nog) niet bezitten. Neurologen hebben dit ook al vastgesteld: als wij iemand op televisie zien tennissen, dan vuren al die neuronen in ons hoofd die nodig zijn om dezelfde smash of dezelfde volley uit te voeren. Wij spiegelen in ons hoofd alle doelgerichte bewegingen van anderen. Ook als wij iemand zien huilen of lachen, pijn lijden of genieten, zetten onze zogenoemde spiegelneuronen ons aan om niet alleen dezelfde gezichtsuitdrukkingen, maar ook de bijbehorende emoties te voelen. Wetenschappers als Frans de Waal noemen dit het "ingeboren vermogen van mensen tot empathie". Op deze manier weten wij van anderen, op een veel intiemer niveau dan we ons vaak realiseren, wat zij beleven en hoe dit voelt.
Ook dit kan weer een van de manieren zijn waarlangs transseksuelen weten hoe het is om hun doelgeslacht te zijn, ook al zijn ze dat nog niet geweest. Zoals een ander achter een skileraar aanskiet om te leren skiën, heeft menige trans bij mannen en vrouwen in de omgeving geleerd wat bij hem of haar past.

Een transseksuele kennisleer
Merleau-Ponty wees het lichaam aan als een onuitputtelijke bron van kennis "waarover wij slechts kunnen stamelen". Sinds zijn overlijden in 1961 neemt het wetenschappelijke stamelen over wat het lichaam uit zichzelf zoal niet weet, alleen maar toe. Veel van de manieren waarop transseksuelen leren weten dat hun lichaam niet voegt, vallen in die voorbewuste, niet makkelijk met anderen te delen manieren van kennis verwerven. En misschien dat daarom ook zoveel transseksuelen maar wat beginnen te stamelen als hen gevraagd wordt hoe ze nou weten dat ze trans zijn. Dat weten ze niet. Ze weten alleen maar dat het zo is.

Misschien zouden we al die lichamelijke manieren van kennis verwerven omtrent het zelf een ‘transseksuele kennisleer' kunnen noemen. Het is een kennisleer van een lichaamsbeeld in de hersenen dat zich opdringt aan de kenner, van een ‘ik kan niet' dat langzamerhand vervangen wordt door een ‘ik kan', van gebaren die niet voltooid worden in de bejegening, en van voorbewust leren. Deze vormen van leren omtrent het zelf zijn niet anders dan bij niet-transseksuelen. De uitkomst is wél anders.