Het belang van het 'zelf' wordt schromelijk overdreven
Sekse is hoe je aanhaakt in de wereld
Geertje Mak is docent gendergeschiedenis bij het Instituut voor Genderstudies van de Radbout Universiteit in Nijmegen. Ze onderzoekt onder andere de geschiedenis van mannelijke vrouwen en van interseksuelen. Wat maakt haar zo betrokken bij dit onderwerp? Een gesprek over transgender, het zelf en de uit de hand gelopen behandeling van interseksuelen.
Voorafgaand aan het interview stuurt Mak een van haar laatste artikelen toe, gepubliceerd in de Cardozo Journal of Law and Gender. In het artikel schrijft zij hoe een Franse arts, Joseph Napoleon Loir, in 1846 al pleit voor een wettelijke derde sekse. Hoera?
"Nee. Loir wilde echte mannen en vrouwen beschermen tegen interseksuelen. En naarmate artsen in de negentiende eeuw meer vormen van interseksualiteit ontdekken, vindt Loir’s oproep meer gehoor. In 1876 roept een dokter Debierre op tot het instellen van een derde sekse, een ‘sexe douteux’. Interseksuelen zijn volgens deze dokter 'vol van bedrog en slechte bedoelingen, en denken niet tweemaal na om anderen en hun families te duperen. Wat als één van deze individuen toetreedt tot een religieuze orde of een positie verwerft als leerkracht? Wat gebeurt er dan met de leerlingen die in contact komen met zo’n individu?'
Mak vreest dat de term transgender een zelfde rol kan gaan vervullen: “Ik vind transgender weer een hok. Je zou dan de categorieën man en vrouw zuiveren van alles wat er niet in past. Ik heb in de VS wel gezien dat mensen zich een transgender-identiteit aanmeten als ze zich buitengesloten voelen binnen hun eigen gender. Bovendien doen transgenders onderling ook weer suggesties aan elkaar: dan moeten ook ineens de borsten eraf. Ik vind het interessanter om een vrouw te zijn die eigenlijk helemaal niet klopt. Dat is ook op een bepaalde manier verontrustender dan wanneer ik zeg: ik hoor bij een andere categorie.”
Grappig. Ik heb transgender in de VS juist leren kennen als bevrijdend. Ik hoefde niks te doen aan mijn lijf, aan m’n kleding of mijn gedrag en toch kon ik een vrouw zijn. Ik hoefde niks en ik mocht alles.
“Ja! Dat geeft aan hoe lokaal de betekenis van zo’n categorie is. Ik heb bijvoorbeeld het Jongensuur leren kennen als een groep mensen die de ruimte zoeken en niet in het vaste stramien willen zitten van een transseksueel verhaal. Een transgender uit de VS zei tegen mij: ‘Ik hoef mijn mannelijkheid helemaal niet te bewijzen, ik wil ervan genieten.’ Dat vond ik wel een heel positieve manier van transgender zijn.
Maar er zit ook een andere kant aan. In de VS kwam ik in de queerstudies terecht. Je hebt daar een hele oorlog tussen lesbo’s, butches en ftm's. Het is allemaal heel belangrijk wie je bent en waar je staat. Er is een enorme drang om mensen en dingen precies te identificeren: is dit nu een transgenderfilm of een butchfilm? Als er nieuwe kernbegrippen komen, nieuwe heersende verhalen, kunnen er nieuwe gevoelens worden aangeraakt die eerst lagen te slapen. Sommige dingen worden ineens mogelijk, andere verdwijnen.
Ik kan dat ook op mijzelf betrekken, zij het op een andere manier. Er was in Nederland geen goede butch-femme cultuur. Ik heb dus niet kunnen leren van een cultuur waarin mannelijkheid bij vrouwen centraal stond, met een leefwereld, een erotiek en een stijl die daarbij hoort. In de VS zijn er wel vijf vormen van butch zijn, maar in Nederland was er geen hokje voor me. Daarom ben ik voor mijzelf een vraagteken gebleven.”
In je artikelen beschrijf je vaak wat mensen elkaar kunnen aandoen als er een meningsverschil is over gender. Ik denk bijvoorbeeld aan een artikel over de behandeling van een interseksueel in de negentiende eeuw, waarbij doktor Guermonprez testikels vindt bij een cliënte die als vrouw wil blijven leven. Hij vertelt haar dat ze bedrog pleegt als zij met een man trouwt. En omdat zij dit nu weet, zal zij bij ontbinding van een huwelijk schadevergoeding aan haar ex moeten betalen. Waarom probeert hij haar leven als vrouw kapot te maken?
“Het mooie aan die casus vind ik juist dat zij zich niet zoveel aantrekt van zijn beschuldigingen. Hij kan wel schreeuwen, maar hij kan haar niet dwingen om als man te gaan leven. Ik kijk bij deze gevalsstudies vooral naar de mechanismen van de macht. Er zit een heel normerend machtsapparaat achter de dokter, dat hem vertelt hoe hij naar de patiënt moet kijken, en wat hij wel en niet kan doen. Daar ben ik in geïnteresseerd.
Het gaat mij erom hoe de veel eenvoudiger machtsrelaties van gedurende de negentiende eeuw langzamerhand zijn verwisseld voor veel subtielere. Voor de negentiende eeuw was de samenleving vooral juridisch geregeld. Mensen konden de wet gehoorzamen of ze konden de wet ontduiken. Niemand wilde weten waaróm ze dat deden. Vanaf de negentiende eeuw komen de menswetenschappen op en wordt de burger steeds fijnzinniger aangepakt; de burger begint zijn of haar verhaal te doen voor de dokter of de psychiater. Hem wordt gevraagd zijn verhalen te vertellen en zichzelf te beschouwen. Hij mag vertellen over zijn dromen, pleziertjes en verlangens. Maar hij moet wel altijd over het 'zelf' spreken, en niet vanuit zichzelf, tegen een dokter die zich competenties aanmeet om over zijn innerlijk te spreken. Terwijl hij de ruimte krijgt om zijn verhaal te vertellen, probeert men dat verhaal tegelijkertijd te beheersen, en de verteller te normaliseren.”
Je beschrijft vrouwen die tijdens en voor de negentiende eeuw als mannen leefden. Zij trokken een broek aan en wisselden van rol, alsof ze de bus pakten. Zo konden ze reizen en mannenwerk verrichten, aanmonsterden op schepen en avonturen beleven. En als het ze uitkwam, veranderden ze weer terug naar een vrouwenrol. Dat laatste kunnen transgenders niet zomaar. Kun je zeggen dat die vrouwen hun sekserol zo makkelijk konden wisselen omdat ze hem niet zo verinnerlijkt hadden als wij vandaag de dag doen?
“Ja. Eerst vroeg ik me heel erg af of er geen diepere motieven waren. Misschien wel motieven die we nu genderdysfoor noemen. Je wil toch altijd iets uit je eigen tijd terug zien in het verleden. Maar uiteindelijk dacht ik: ik kan wel blijven zoeken naar diepere motieven, maar misschien zijn die er wel helemaal niet. Wellicht is dat de blindheid die we vanuit de twintigste eeuw hebben.
Gender hield een complex aan sociale relaties in. Je sekse-identiteit was een toegewezen positie, geen psychologische identiteit. Je sekse-positie bepaalde je plaats in de samenleving, gerelateerd aan de dingen om je heen, zoals je plek in de kerk, het werk dat je deed, je mobiliteit. Het is een uiterlijke relatie, niet een innerlijk gegeven. Een verandering in gender was een sociale verplaatsing die je alleen kon uitvoeren door te vertrekken. Een verandering van gender betekende een dislocatie, een ‘unmooring’ (van wal steken, op drift raken AvdV). De verhalen van deze vrouwen zijn niet naar binnen geprojecteerd op een psychologische werkelijkheid, maar gewoon op hun mogelijkheden in de wereld. En het maffe is dat ik wel eens denk: is dat niet veel reëler? Sekse is helemaal niet iets van binnen, het is gewoon hoe jij bent aangehaakt in de wereld.”
Als je sekse al niet van binnen zit en we vooral over het innerlijk spreken om onze wensen te legitimeren, is er dan wel een op zichzelf staand innerlijk?
“Sommige historici vragen zich wel eens af waar het idee van een innerlijk vandaan komt. Eerst was er een ziel in relatie tot een God en nu een identiteit in relatie tot een natuurlijke orde, maar allebei zijn het projecties, verzinsels… De ziel en de identiteit zijn hele krachtige en belangrijke ficties, en je kan ze niet zomaar weggooien als een constructie. Ik vergelijk ze vaak met geld. Iedereen weet dat het een constructie is. Geld is een afspraak tussen mensen. Maar niemand kan zonder. Niemand kan zich veroorloven om zomaar zijn geld in de prullenbak te gooien.
Alle idealen zijn tegenwoordig overleefd, behalve het ideaal dat je helemaal jezelf moet verwerkelijken. Je moet jezelf totaal vervolmaken en vervullen. In die zin is het zelf heilig verklaard.”
Dan zou je verwachten dat het pragmatisme over gender ook tot uiting kwam in de negentiende-eeuwse behandeling van interseksuelen. Dat niet alle doktoren waren als Guermonprez en Debierre.
“Dat was ook zo. In de eerste plaats stelden veel doktoren die interseksualiteit constateerden hun cliënten niet op de hoogte. Gewoon om ze te sparen. Veel interseksuelen gingen naar de dokter, niet om van geslacht te veranderen, maar gewoon uit nieuwsgierigheid met de vraag, wat is dit..? Veel echtgenoten wisten wel dat de sekse van hun vrouwen niet helemaal klopte, maar dat was meestal geen reden om te scheiden. Sommigen zeiden: ‘Ik vind het wel handig, een echtgenote die zo sterk is’. Ouders maakten er ook niet altijd een probleem van. Zo had een meisje toch wel erg veel aandacht voor andere meisjes. “Kijk hier eens naar” zei ze tegen die meisjes, wijzend op haar geslachtsdeel. De roddels in het dorp waren al snel niet meer te houden. En dus besloot de moeder om eens naar de dokter en het stadhuis te gaan, om haar geslacht te wijzigen.
De meeste mensen leefden in kleine dorpen met hele generaties van elkaar bekende families. Daar was interseksualiteit nog niet zo bedreigend. Iedereen kende je. Hermafrodieten hadden in die dorpen een plek. Het controleren van sekse ('sex policing') vond vooral plaats in grote steden, waar het alarmerend is als iemand anders is, omdat mensen niet weten wie je bent. In een samenleving waar de identiteit door de generaties loopt, is er meer ruimte voor verschil. Het is een andere manier van mensen kennen.”
Zichtbare vormen van interseksualiteit worden nu bij geboorte geopereerd. En interseksuelen zwijgen over hun situatie.
“Er is voor veel interseksuelen ook niks te winnen aan openbaarheid. Het is alleen maar een rotverhaal. Homoseksuelen en transseksuelen handelen op eigen initiatief. Zij hebben een verhaal over hun eigen ontplooiing.
Interseksuelen zwijgen. Het proces van normalisatie is bij hen misschien wel het verste doorgevoerd. Wat in de negentiende eeuw begon met een paar interseksuelen die artsen bezochten met de vraag of hij iets voor hen kon doen, is uitgelopen op een heel specialistisch veld, waar alleen nog maar doktoren met elkaar praten. Zij beslissen over geslachtsaanpassende operaties bij pasgeborenen die nog geen woord kunnen zeggen, buiten het bereik van de openbaarheid die je in de rechtspraak wel ziet. Het is een volstrekt uit de klauw gelopen ontwikkeling, die niets te maken heeft met de redenen waarom sommige interseksuelen ooit op eigen initiatief op artsen afstapten. Het idee dat het wel tragisch moet aflopen met interseksuelen als zij niet bij geboorte behandeld worden, wordt door de negentiende eeuw gelogenstraft.
Stel je voor wat het met je vertrouwen in de mensheid doet als je achteraf hoort wat je ouders voor jou hebben besloten en geheimgehouden? Niet met slechte bedoelingen, maar wel op hun initiatief. En iedere keer dat mensen worden 'genormaliseerd', neemt de ruimte af om op een ándere manier een man of vrouw te zijn.”