Indiaanse derde sekse strijdig met Westerse
Seksedichotomie als cultureel verschijnsel
Op 23 juni 1886 bezocht We'wha, in de pers van die dagen aangeduid als 'de Zuni prinses', de Amerikaanse president en schudde hem de hand. Deze ontmoeting maakte deel uit van een langdurig bezoek van de Zuni aan Washington, die als belangrijke vertegenwoordiger van haar stam haar zaak der Indianen bij de regeringsleiders kwamen bepleiten. Dat was in die periode al een redelijk gebruikelijke gang van zaken, maar We'wha trok veel belangstelling; de pers besteedde veel aandacht aan haar - meer dan aan andere afgevaardigden - en ze werd uitgenodigd om te spreken bij de meest uiteenlopende bijeenkomsten en in de hoogste kringen.
We'wha bleef een paar maanden in Washington en liet een onuitwisbare indruk na. Ze was intelligent, pikte razendsnel het Engels op (dat ze niet sprak voor ze arriveerde), kon fantastisch weven, had een fenomenaal geheugen. Daarbij was ze een zeer opvallende verschijning: ze was groot, imposant gebouwd, met grote handen en voeten en haar bewegen werd als mannelijk ervaren. Dat is niet verwonderlijk; binnen onze cultuur zouden wij We'wha een man hebben genoemd.
Ook in Washington rezen twijfels over We'wha's sekse, maar desondanks bleef zij in de ogen van de pers en het publiek een Zuni 'prinses' of 'maagd'. Toch zat men er wat dit betreft naast: We'wha was een lhamana. Dat wil zeggen, geen man, geen vrouw, maar een man-vrouw.
Ik ben al jaren gefascineerd door lhamana's als We'wha en andere, vergelijkbare mensen, die ook wel met de term 'derde sekse' worden aangeduid. Als antropoloog ben ik natuurlijk per definitie geïnteresseerd in de vele verschillende manieren waarop mensen overal ter wereld hun samenleven organiseren. Maar mijn belangstelling voor het verschijnsel van de derde sekse gaat verder dan de wens om het antropologisch rariteitenkabinet uit te breiden. Ik ben ervan overtuigd dat een serieuze kennismaking met mensen als We'wha verregaande consequenties kan hebben voor de manier waarop wij in Nederland denken over sekse.
Binnen de Nederlandse cultuur is sekse een dichotoom begrip: je hebt vrouwen en mannen en meer smaken hebben we niet. Dat is zo vanzelfsprekend dat het niet nodig is om er verder bij stil te staan. Althans, voor de meeste Nederlanders. Niet voor iedereen. Als er iets 'mis' is met je sekse, in wat voor vorm dan ook, word je wel gedwongen over sekse na te denken en die vanzelfsprekendheid ter discussie te stellen. Je wordt dan, soms hardhandig, geconfronteerd met de Drie Wetten van Sekse. (*)
De drie wetten van sekse zijn (deels ongeschreven) wetten die ten grondslag liggen aan de manier waarop wij in Nederland denken over sekse, sekse-identiteit en sekse-gebonden gedrag en de wijze waarop we met sekseverschillen omgaan. Ik zou de drie wetten van sekse willen omschrijven als de Wet van de Biologie, de Wet van de Onveranderlijkheid en de Wet van de Dichotomie.
Volgens de Wet van de Biologie is sekse een biologisch gegeven. Iemands sekse is simpelweg vast te stellen door naar de fysieke kenmerken te kijken: die spreken voor zich.
Volgens de Wet van de Onveranderlijkheid, die nauw samenhangt met de eerste wet, is sekse onveranderlijk. Je bent vrouw of man en je bent dat altijd geweest en zult dat altijd zijn.
En volgens de Wet van de Dichotomie zijn er, uitgaande van de biologie, slechts twee seksen. Meer keuze is er niet en iedereen behoort of tot de ene of tot de andere sekse. Je bent altijd één van de twee, niets ertussenin en niets erbuiten.
De drie wetten van sekse zijn deels echte wetten: bij de aangifte van de geboorte van een kind moet één van de twee seksen worden opgegeven. Maar het belangrijkste van deze wetten is dat ze in onze hoofden zitten. Ze vormen de vanzelfsprekende basis van ons denken en handelen.
Hoewel We'wha een unieke persoonlijkheid was, waren de Zuni beslist niet uniek in het feit dat zij een We'wha in hun midden hadden. En We'wha was ook niet de enige van zijn 'soort' binnen zijn cultuur; er waren er meer zoals hij/zij.
Alle culturen van de oorspronkelijke bewoners van Amerika, door ons meestal Indianen genoemd, kenden het verschijnsel van de derde en eventueel vierde sekse. Dat er sprake was van een specifieke categorie valt onder andere af te leiden uit benamingen die men hanteerde. Bij aanduidingen van sekse werd een indeling gemaakt in vrouwen, mannen en die andere groepen die meestal een naam kregen die in onze taal overeenkomt met iets als 'man-vrouw'.
We stuiten hier trouwens wel op een probleem met de taal, want lhamana heeft eigenlijk niets van doen met onze woorden voor man of vrouw: het is een geheel eigen term. Dit geldt ook voor het woord dat de Navajo gebruikten om hun derde sekse aan te duiden: hun nadlé betekent zoiets als 'persoon in verandering'.
Derde (en vierde) sekse-categorieën kwamen tot aan het begin van deze eeuw overal in Noord-Amerika voor. Soms vaak, soms minder vaak, en bij sommige culturen werden personen die tot die derde sekse behoorden hoog gewaardeerd, bij andere niet.
Bij de Navajo was een kind dat zich ontwikkelde als een nadlé reden tot grote vreugde: men organiseerde feesten en de ouders werden uitgebreid gefeliciteerd. Ook bij Zuni was men blij met de lhamana en namen zij een belangrijke plaats in de gemeenschap in. Maar bij andere volkeren waren zij soms slachtoffer van spot of boezemden zij angst in. De benadering hing meestal samen met religieuze opvattingen in een bepaalde cultuur en soms met machtsverhoudingen tussen vrouwen en mannen.
Ondanks de variatie in bejegening, waren er grote overeenkomsten in de wijze waarop iemand lid van de derde sekse werd. Dit gebeurde namelijk niet op grond van de lichamelijke kenmerken, maar werd afgeleid van een voorkeur voor specifieke activiteiten. Alleen bij de Navajo, waar om de één of andere reden veel kinderen met hermafrodiete kenmerken werden geboren, speelde het lichaam een rol. Bij alle andere culturen maakte de keuze voor bepaalde activiteiten dat iemand tot de derde sekse werd gerekend.
Alle Indianenculturen kenden een sterke arbeidsdeling naar sekse: er bestond een duidelijk onderscheid tussen vrouwen- en mannenactiviteiten. Heel jonge kinderen werden als het ware als sekseloos beschouwd, maar vanaf een bepaalde leeftijd begon de socialisatie door middel van een taakverdeling. Meisjes gingen bijvoorbeeld weven, jongens leerden schieten. Als een meisje een voorkeur aan de dag legde voor het omgaan met pijl en boog en andere 'mannenactiviteiten', concludeerde de omgeving dat zij waarschijnlijk een man-vrouw was. Voor jongetjes gold hetzelfde.
Afhankelijk van de specifieke cultuur werd zulk gedrag tegengegaan of aangemoedigd. Cruciaal voor een goed begrip van het verschijnsel is echter het feit dat het uiteindelijk overal werd geaccepteerd vanuit het idee dat er nu eenmaal mensen zijn die zich ontwikkelen tot man-vrouw of, zo je wilt, vrouw-man. Met andere woorden, deze culturen erkenden drie of vier seksen en ruimden daarvoor een plaats in. Vrouwen die voorkeur hadden voor mannenzaken als de jacht en oorlogsvoering werden niet beschouwd als freaks of als mensen met een identiteitscrisis. Voor mannen die het liefste thuis zaten te weven of de keuken een goede beurt gaven gold hetzelfde. Wanneer geconstateerd werd dat een kind of een puber een voorkeur aan de dag legde voor de activiteiten van de andere sekse, concludeerde men dus dat het hier ging om een man-vrouw.
Soms werd die conclusie bevestigd door middel van een ritueel. Het kind werd in een hut gezet die in brand werd gestoken. Bij de deur stonden aan weerskanten attributen die specifiek waren voor vrouwen- en mannenwerk; de keuze die het kind bij het naar buiten rennen maakte, bepaalde de sekse. Vaak waren er nauwelijks plichtplegingen: de persoon nam gewoon haar/zijn plaats in de gemeenschap in en specialiseerde zich in de betreffende activiteiten, soms aangevuld met activiteiten die alleen door man-vrouwen werden gedaan - zoals bepaalde religieuze handelingen of medische hulp (stervensbegeleiding).
Maar hoe zat het met andere aspecten van het leven die voor ons nauw met sekse en sekse-identiteit verbonden zijn? Hoe zag hun kleding eruit, wat was hun seksuele voorkeur? Waren het travestieten? Waren het lesbo's/homo's? Relevante vragen, zolang je uitgaat van de manier waarop wij over sekse denken, omdat daarin sekse, sekse-identiteit en seksuele voorkeur met elkaar samenhangen. Maar binnen de Indianen-culturen lag dit anders.
De kleding van de man-vrouwen was niet aan regels gebonden. Meestal droegen zij geen conventionele vrouwen- of mannenkleding, vaak verkozen zij een mengeling. Van We'wha is bekend dat hij meestal traditionele vrouwenkleding droeg, maar dit was ook afhankelijk van de activiteiten. Dan gold simpelweg: wat zit het gemakkelijkst?
Ditzelfde ging op voor de seksualiteit. Ook daarbij waren er geen voorschriften of gouden regels, op één na: man-vrouwen doen het niet met elkaar. Maar verder waren er vooral veel verschillen; per cultuur, maar ook per individu. Sommigen hadden voorkeur voor het eigen, anatomische geslacht, anderen niet. Sommigen hadden een actief seksleven met veel verschillende partners, anderen leefden in celibaat of levenslang met een geliefde samen. (**)
Geen wonder dat de Amerikaanse pers niet goed raad wist met We'wha en haar daarom maar met 'maagd' aanduidde. Sekse-categorien die niet aan onze wetten voldoen zijn immers verwarrend. Ze dwingen ons op zoek te gaan naar vergelijkbare categorieën in onze eigen cultuur, zoals 'travestiet' of 'homoseksueel'. Zoals ik hierboven heb laten zien, doen dergelijke aanduidingen echter geen recht aan het wezen van de lhamana.
De uitvoerige kennismaking met We'wha maakt het noodzakelijk om het Nederlandse denken over sekse te ontmaskeren als een cultuur-specifiek verschijnsel. De Wetten van Sekse zijn geen universele, menselijke wetten, maar wetten die slechts gelden binnen onze culturele context. De universaliteit van de Wet van de Biologie wordt onderuit gehaald, omdat voor Indiaanse culturen niet alleen fysieke ken-merken, maar ook de voorkeur voor bepaalde activiteiten als indelingscriterium geldt. De Wet van de Onveranderlijkheid komt onder druk te staan, omdat de overgang van de ene sekse-categorie naar een andere heel goed mogelijk blijkt te zijn.
Maar het belangrijkste is voor mij de ontmaskering van de Wet van de Dichotomie. De erkenning door Indiaanse culturen van We'wha en anderen als aparte, derde of vierde, sekse-categorie maakt het geloof in het bestaan van slechts twee seksen voor altijd onmogelijk.
We'wha drukte in 1886, als eerste man-vrouw, de hand van de Amerikaanse president, Cleveland, in het kader van de strijd van de Indianen voor meer zelfbeschikking. Misschien is het een idee om, in het kader van de strijd tegen de rigiditeit van het Nederlandse seksesysteem, eens een ontmoeting met Beatrix aan te vragen?
<
(*) Mijn drie wetten van sekse ontleen ik aan het fantastische boek van Suzanne Kessler en Wendy McKenna, Gender. An Ethnomethodological Approach (Chicago & London 1978). Kessler en McKenna presenteren overigens in hun boek acht wetten van sekse. Ik heb de belangrijkste daarvan samengevoegd en deze vervolgens een naam gegeven.
(**) Historisch onderzoek heeft veel informatie opgeleverd over We 'wha en de zijn/haren. Ik ontleen mijn gegevens o.a. aan Will Roscoe, The Zuni Man-Woman. University of New Mexico Press 1991 Sabine Lang, Manner als Frauen - Frauen als Manner. Geschlechtsrollenwechsel bei Indianern Nordamerikas. Wayasbah 1990 Walter Williams, The Spirit and the Flesh. Sexual Diversity in American Indian Culture. Beacon Press 1986
Anna Aalten () werkt als universitair docent bij de Afdeling Sociologie en Antropologie van de Universiteit van Amsterdam.