MariĆ«tte Hermansinterviews, 19 mei 2003

Een naam die bij je past: Robin

Serie portretten over namen (3)

Stel: je voornaam past niet goed bij je. De naam die je ouders voor je verzonnen, suggereert dat je iemand bent die je niet bent. En stel, dat heeft met sekse te maken. Je verandert je naam of gebruikt meerdere namen tegelijk. Hoe verhouden je oude en je nieuwe naam zich tot je identiteit? Mari Hermans ging op zoek en dit is de tweede in een serie portretten op de website van het Continuüm.

Robin (1969) hoefde niet lang over zijn nieuwe naam te denken: 'Robin wás er gewoon, die naam kwam in mijn hoofd op. Sinds april 1999 heet ik zo. Ik merkte dat mijn voornaam niet langer meer bij me paste. Ik ben geen Esther. Esther is een meid, ik ben geen meid. Ik wilde daar praktisch iets aan doen, zodat mensen mij niet bij voorbaat in een rol zouden proppen. Ik ben heel rolbewust opgevoed; mijn broer plakte de banden, ik draaide de was. Maar ik heb geen idee hoe het voelt om een vrouw te zijn.'
Wat z/hij dan wel voelt is moeilijk uit te leggen, volgens Robin: 'Ik hoor meer bij jongens- en mannendingen, maar waarom? Het is soms makkelijker om uit te leggen waar ik niet bij hoor… bijvoorbeeld bij dat getrut van meiden, bij bh's. Als mijn borsten er morgen afvallen, dan lijkt mij dat zalig.'
Het heeft met rollen en kleding te maken, maar vooral met lichaam: 'Wat ik zie als ik naakt voor de spiegel sta, is niet het beeld dat ik ervan heb in mijn hoofd. Het klopt niet! Eigenlijk vind het jammer dat de maatschappij een specifieke sekse-indeling hanteert. Daarom ben ik een jongen, anders was ik gewoon mezelf.'
In het boek van Tim de Jong, Man of vrouw, min of meer herkende Robin zich in het verhaal van Gabriël Bos. 'Dat liet ik dus met bloed, zweet en tranen aan mijn moeder lezen. Zo van, mam, zó voel ik me. Ze reageerde heel positief, maar sleepte me vervolgens mee naar de damesafdeling van de V&D. Ik vroeg, heb je iets nodig? Nee, zei ze, we gaan kleren kopen voor jou. Het ging er dus niet echt in bij haar. En nog is mijn intake bij het genderteam aan de VU niet bespreekbaar.'

Robins verschijning roept wel regelmatig verwarring op. 'Op straat wordt ik vaak aangesproken met 'meneer' en bij de damestoiletten word ik kwaad aangekeken. Ik neem altijd mijn paspoort mee om te bewijzen dat ik daar naar binnen kan, voor het geval ik heel nodig moet en het herentoilet alleen maar pisbakken heeft.' Tegelijkertijd heeft de naamsverandering eraan bijgedragen dat z/hij die verwarring beter aan kan: 'Sinds ik Robin heet voel ik me zelfverzekerder. Ik ben nu wie ik ben. De naam klopt met wat je ziet. Dat zie ik ook om me heen: iedereen nam 'em makkelijk over. Mijn vorige vriendin heeft zich vanaf het begin geen enkele keer vergist.'
Inmiddels noemt iedereen hem Robin, met uitzondering van een aantal familieleden: 'Van mijn oma vind ik het niet erg, die is tachtig. Mijn moeder doet erg haar best. In het begin was ze niet blij met mijn keuze, inmiddels heeft ze er wel respect voor. Toen we laatst met een club mensen aan het klussen waren in mijn nieuwe huis, vond mijn moeder het zo knap dat niemand zich vergiste. Ik zei, mam, ze kennen me niet anders! Zelf luister ik niet meer naar Esther; ik ben het gewoon niet meer.'