The name is not the same
Bij het invullen van de gegevens op internet had de luchtvaartmaatschappij er niet voor gewaarschuwd, maar op Schiphol kwam ik er achter dat niet alleen de achternaam Brouwer in mijn paspoort moest staan, maar ook de door mij op het formulier ingevulde voornaam Fleur. En in mijn paspoort staat geen Fleur.
De vrouw achter de incheckbalie keek op. 'Johannes Frederik Brouwer, bent u dat?', vroeg ze neutraal. Ze was wel wat gewend. Terwijl ik knikte vervolgde ze: 'Op uw vluchtpapieren staat Fléur'.
'Tja', stamelde ik en zocht naar een plausibele en toch eenvoudige uitleg. Naast mij zuchtte mijn vriendin. Ik keek niet opzij. 'Fleur is mijn roepnaam', verklaarde ik. In strikte zin was dit waar, toch voelde ik me een huichelaar. In de ogen van de balie-dame meende ik te lezen dat ze er precies zo over dacht.
'Dit is helemaal niet verstandig', zei ze na een korte stilte. 'Ticket en paspoort horen exact dezelfde namen te vermelden.' Ze wachtte weer even. 'Van mij mag u door', zei ze toen, 'maar u kunt er gemakkelijk problemen mee krijgen'. Wat ik daar nu nog aan kon doen, zei ze niet.
Zelfs toen het vliegtuig de 14.000 voet had bereikt, spookte de voornamen-kwestie nog door mijn hoofd. Hou eens op, sprak ik mezelf toe. Was het soms beter geweest als ik tegenover die vrouw een verhaal had opgehangen over het bestaansrecht van de in between, of over gender als constructie? Had ik met de rijk beringde vuist op de balie moeten slaan? Ik lachte mezelf uit. Mijn ingedutte vriendin keek verbaasd op, maar toen ik begon uit te leggen waarom ik lachte, zei ze: 'Je bent gewoon een stommeling'. Daarna viel ze weer in slaap.
Na een paar weken op een zonnig, mediterraan eiland te hebben doorgebracht, waren we terug in de koele hal van het vliegveldje waar we op de heenweg bleek en moe waren gearriveerd. We stonden heel erg tijdig in de rij om in te checken en toen we aan de beurt waren, schoven we routineus onze papieren onder de neus van de baliemedewerker. Zodadelijk nog even een biertje drinken en dan het vliegtuig in! De vrouw keek op de monitor, tikte wat in en vertelde met een half oog op onze papieren dat de plaatsen op deze vlucht niet gereserveerd werden. We konden zelf bepalen waar we gingen zitten. Maar plotseling schoot ze overeind en greep naar een van de tickets.
'Bent u dit?', zei ze in het soort Engels dat overal op dit type vliegvelden wordt gesproken. Ze legde het ticket op de balie en wees op mijn naam. De loomheid die haar tot dan had omgeven was verdwenen.
'Ja', zei ik.
Ze legde mijn paspoort ernaast. 'Dat is niet hetzelfde!' Haar vingertop drukte bijna door mijn paspoort heen. Johannes Frederik!
In mijn beste Engels probeerde ik uit te leggen dat dit - ik wees op het ticket - mijn roepnaam was. Dat was alles. Resoluut schoof de vrouw mijn ticket in het paspoort en keek om zich heen. 'Ik kan dit niet goedkeuren. De ticket en het paspoort zijn niet hetzelfde'. Ze stond op en liep de vertrekhal door. Achter een glazen deur sprak ze met een vrouwelijke douanier, af en toe op mij wijzend, en gaf haar de papieren. Teruggekomen maakte ze een gebaar. Opschuiven. Terwijl ze de mensen achter ons wenkte, zei ze tegen ons alleen nog: 'wait there'.
Het gezicht van mijn geliefde stond op onweer. Ja ja, ik wist wat ze wilde zeggen.
Duurde het tien minuten voordat de douanier naar ons toe kwam lopen? Al vanaf grote afstand begon ze haar redevoering. Ze was piepklein en dus moest ze, tenslotte vlak voor ons staand, ver omhoog praten. Ik verstond de helft niet van wat ze zei, maar het beloofde niet veel goeds. Dit kon echt niet, ja, dat was de strekking. En wat ik heel goed verstond, was haar mantra: 'the name is not the same!'
We poogden met haar in gesprek te komen. Ik wees op de foto in mijn paspoort (die toch aardig leek, vond ik). Niets hielp. Nog twee stellen stonden voor de incheckbalie. Nog één. Toen ook de laatste passagiers geholpen waren, stond de balie-medewerkster op en liep weg. Okee, een biertje voor vertrek zat er niet meer in. Maar wat als ze ons echt hier lieten staan?
Nadat de dounanier voor de zoveelste keer had gezegd dat ik moest kunnen bewijzen dat ik Fleur Brouwer was, kondigde ze aan dat ze naar haar baas zou gaan. Voordat ze daadwerkelijk wegliep waren er weer een paar minuten verstreken. De hal was leeg. In de verte was de doorgang naar het platform zichtbaar. De passagiers voor onze vlucht liepen zongebruind en lachend naar buiten.
Wij wachtten. Hoorde ik de vliegtuigmotoren loeien?
Eindelijk kwam dan de kleine douanier terug met de grote baas. Deze keek nauwelijks naar ons, maakte een 'wegwezen'-gebaar en gaf de papieren terug aan de plotseling weer opgedoken baliemedewerkster. De baas ging terug naar zijn kantoor. De douanier voegde mij nog iets toe dat ik niet verstond. Mijn vriendin beweerde later dat ze had gezegd dat ik, als ik mijn voornaam zonodig wilde veranderen, dan ook maar helemáál moest veranderen.
De baliemedewerkster maakte haast en zei dat wij moesten rennen en de rugzakken meenemen naar de 'gate'. Dat deden we.
Bij de controle stond de kleine douanier. Rugzakken op deze manier een vliegtuig in? Geen denken aan. Het was kiezen of delen. Bleven we samen met de rugzakken achter of namen we een spurt en werden de rugzakken een week later nagezonden. We namen een spurt.
Boven de Alpen tracteerde ik op peperdure drankjes, terwijl de schat naast me iedere zin op barse toon begon met 'Johannes Frederik...'.
Die nacht bevond ik me in een enorme vertrekhal. Rond de bagageband was het een gedrang van jewelste. Ik bleef cool. Maar plotseling kreeg ik van iemand een zet. Ik verloor mijn evenwicht en viel op de band, die meteen drie of vier keer zo snel voortbewoog. Voor ik het wist was ik opgeslokt door een gat met rubberstroken ervoor.
Het was donker en koud, heel koud. De band bewoog nu langzaam, maar toen ik overeind wilde komen grepen onzichtbare handen mij beet en scheurden mij de kleren van het lijf. Ergens in het duister riep iemand: 'een klantje!'. Er steeg galmend gejuich op. De pijn kwam onverwacht. Het moest een mes zijn. Bij mijn liezen En daar nog eentje. Mijn hals. En daar, mijn borstkas. Ik riep om hulp maar ik hoorde mijn stem niet. Even later, nog steeds was het aardedonker, werd ik door mechanische grijparmen in een soort bak gelegd. Het metaal voelde ijskoud aan. Zoemende apparaten begonnen me te duwen en te trekken alsof ik deeg was dat gekneed moest worden. Nog steeds gilde ik geluidloos.
Zonder enige overgang bevond ik mij op een grote, betonnen vlakte. De zon scheen, er stond een groot, roestig vliegtuig met onder één van de vleugels een partytent. Mensen met champagneglazen in de hand riepen naar me. Ik verstond ze niet. Mijn lijf deed overal pijn en ik keek naar beneden. Ik was naakt, maar dit was niet mijn lichaam! Een schreeuw ontsnapte me. Toen stond ineens de kleine douanier naast me met twee glazen champagne. Terwijl ik huiverde, drukte ze een kus op een van de welgevormde borsten die het naakte lichaam sierden en zei: 'now you are the same as your name'.
De vrouw achter de incheckbalie keek op. 'Johannes Frederik Brouwer, bent u dat?', vroeg ze neutraal. Ze was wel wat gewend. Terwijl ik knikte vervolgde ze: 'Op uw vluchtpapieren staat Fléur'.
'Tja', stamelde ik en zocht naar een plausibele en toch eenvoudige uitleg. Naast mij zuchtte mijn vriendin. Ik keek niet opzij. 'Fleur is mijn roepnaam', verklaarde ik. In strikte zin was dit waar, toch voelde ik me een huichelaar. In de ogen van de balie-dame meende ik te lezen dat ze er precies zo over dacht.
'Dit is helemaal niet verstandig', zei ze na een korte stilte. 'Ticket en paspoort horen exact dezelfde namen te vermelden.' Ze wachtte weer even. 'Van mij mag u door', zei ze toen, 'maar u kunt er gemakkelijk problemen mee krijgen'. Wat ik daar nu nog aan kon doen, zei ze niet.
Zelfs toen het vliegtuig de 14.000 voet had bereikt, spookte de voornamen-kwestie nog door mijn hoofd. Hou eens op, sprak ik mezelf toe. Was het soms beter geweest als ik tegenover die vrouw een verhaal had opgehangen over het bestaansrecht van de in between, of over gender als constructie? Had ik met de rijk beringde vuist op de balie moeten slaan? Ik lachte mezelf uit. Mijn ingedutte vriendin keek verbaasd op, maar toen ik begon uit te leggen waarom ik lachte, zei ze: 'Je bent gewoon een stommeling'. Daarna viel ze weer in slaap.
Na een paar weken op een zonnig, mediterraan eiland te hebben doorgebracht, waren we terug in de koele hal van het vliegveldje waar we op de heenweg bleek en moe waren gearriveerd. We stonden heel erg tijdig in de rij om in te checken en toen we aan de beurt waren, schoven we routineus onze papieren onder de neus van de baliemedewerker. Zodadelijk nog even een biertje drinken en dan het vliegtuig in! De vrouw keek op de monitor, tikte wat in en vertelde met een half oog op onze papieren dat de plaatsen op deze vlucht niet gereserveerd werden. We konden zelf bepalen waar we gingen zitten. Maar plotseling schoot ze overeind en greep naar een van de tickets.
'Bent u dit?', zei ze in het soort Engels dat overal op dit type vliegvelden wordt gesproken. Ze legde het ticket op de balie en wees op mijn naam. De loomheid die haar tot dan had omgeven was verdwenen.
'Ja', zei ik.
Ze legde mijn paspoort ernaast. 'Dat is niet hetzelfde!' Haar vingertop drukte bijna door mijn paspoort heen. Johannes Frederik!
In mijn beste Engels probeerde ik uit te leggen dat dit - ik wees op het ticket - mijn roepnaam was. Dat was alles. Resoluut schoof de vrouw mijn ticket in het paspoort en keek om zich heen. 'Ik kan dit niet goedkeuren. De ticket en het paspoort zijn niet hetzelfde'. Ze stond op en liep de vertrekhal door. Achter een glazen deur sprak ze met een vrouwelijke douanier, af en toe op mij wijzend, en gaf haar de papieren. Teruggekomen maakte ze een gebaar. Opschuiven. Terwijl ze de mensen achter ons wenkte, zei ze tegen ons alleen nog: 'wait there'.
Het gezicht van mijn geliefde stond op onweer. Ja ja, ik wist wat ze wilde zeggen.
Duurde het tien minuten voordat de douanier naar ons toe kwam lopen? Al vanaf grote afstand begon ze haar redevoering. Ze was piepklein en dus moest ze, tenslotte vlak voor ons staand, ver omhoog praten. Ik verstond de helft niet van wat ze zei, maar het beloofde niet veel goeds. Dit kon echt niet, ja, dat was de strekking. En wat ik heel goed verstond, was haar mantra: 'the name is not the same!'
We poogden met haar in gesprek te komen. Ik wees op de foto in mijn paspoort (die toch aardig leek, vond ik). Niets hielp. Nog twee stellen stonden voor de incheckbalie. Nog één. Toen ook de laatste passagiers geholpen waren, stond de balie-medewerkster op en liep weg. Okee, een biertje voor vertrek zat er niet meer in. Maar wat als ze ons echt hier lieten staan?
Nadat de dounanier voor de zoveelste keer had gezegd dat ik moest kunnen bewijzen dat ik Fleur Brouwer was, kondigde ze aan dat ze naar haar baas zou gaan. Voordat ze daadwerkelijk wegliep waren er weer een paar minuten verstreken. De hal was leeg. In de verte was de doorgang naar het platform zichtbaar. De passagiers voor onze vlucht liepen zongebruind en lachend naar buiten.
Wij wachtten. Hoorde ik de vliegtuigmotoren loeien?
Eindelijk kwam dan de kleine douanier terug met de grote baas. Deze keek nauwelijks naar ons, maakte een 'wegwezen'-gebaar en gaf de papieren terug aan de plotseling weer opgedoken baliemedewerkster. De baas ging terug naar zijn kantoor. De douanier voegde mij nog iets toe dat ik niet verstond. Mijn vriendin beweerde later dat ze had gezegd dat ik, als ik mijn voornaam zonodig wilde veranderen, dan ook maar helemáál moest veranderen.
De baliemedewerkster maakte haast en zei dat wij moesten rennen en de rugzakken meenemen naar de 'gate'. Dat deden we.
Bij de controle stond de kleine douanier. Rugzakken op deze manier een vliegtuig in? Geen denken aan. Het was kiezen of delen. Bleven we samen met de rugzakken achter of namen we een spurt en werden de rugzakken een week later nagezonden. We namen een spurt.
Boven de Alpen tracteerde ik op peperdure drankjes, terwijl de schat naast me iedere zin op barse toon begon met 'Johannes Frederik...'.
Die nacht bevond ik me in een enorme vertrekhal. Rond de bagageband was het een gedrang van jewelste. Ik bleef cool. Maar plotseling kreeg ik van iemand een zet. Ik verloor mijn evenwicht en viel op de band, die meteen drie of vier keer zo snel voortbewoog. Voor ik het wist was ik opgeslokt door een gat met rubberstroken ervoor.
Het was donker en koud, heel koud. De band bewoog nu langzaam, maar toen ik overeind wilde komen grepen onzichtbare handen mij beet en scheurden mij de kleren van het lijf. Ergens in het duister riep iemand: 'een klantje!'. Er steeg galmend gejuich op. De pijn kwam onverwacht. Het moest een mes zijn. Bij mijn liezen En daar nog eentje. Mijn hals. En daar, mijn borstkas. Ik riep om hulp maar ik hoorde mijn stem niet. Even later, nog steeds was het aardedonker, werd ik door mechanische grijparmen in een soort bak gelegd. Het metaal voelde ijskoud aan. Zoemende apparaten begonnen me te duwen en te trekken alsof ik deeg was dat gekneed moest worden. Nog steeds gilde ik geluidloos.
Zonder enige overgang bevond ik mij op een grote, betonnen vlakte. De zon scheen, er stond een groot, roestig vliegtuig met onder één van de vleugels een partytent. Mensen met champagneglazen in de hand riepen naar me. Ik verstond ze niet. Mijn lijf deed overal pijn en ik keek naar beneden. Ik was naakt, maar dit was niet mijn lichaam! Een schreeuw ontsnapte me. Toen stond ineens de kleine douanier naast me met twee glazen champagne. Terwijl ik huiverde, drukte ze een kus op een van de welgevormde borsten die het naakte lichaam sierden en zei: 'now you are the same as your name'.