"ik ben wel mezelf, maar ik ben mezelf ook niet"
Transgenders en prostitutie in Den Haag
Bas wenkt Paul en mij naar binnen. Paul heeft een boek over Bas gepubliceerd. Het is het meest intieme portret van een Travo die in de prostitutie werkt. Travo, want Bas ziet zichzelf niet als transgender. Een artikel over sekswerk en over ‘doen’ en ‘zijn’.
Het boek van Paul van Gelder is gespeend van alle sentimentaliteit. Het boek bestaat uit vier gesprekken over alle praktische dingen die komen kijken bij Bas’ werk. “Veel interviews over sekswerkers hebben een toon van ‘hoe heeft het met jou zo ver kunnen komen’. Daar zit een moreel oordeel in. Ik zie het sekswerk als gewoon werk en heb daar met Bas een professioneel gesprek over. Ik stel vragen als ‘hoe is het om als travestiet achter het raam te werken?’, ‘welke ontwikkeling heb je doorgemaakt in je werk?’, ‘welke grenzen stel je naar je cliënten en hoe stel je die?’, ‘wat gaat er goed in het contact met de cliënten, en wat kan beter?’ en ‘hoe ga je om met agressie?’.”
Paul had mazzel met Bas. Bas is begonnen in een jongensbordeel voordat hij als travestiet achter het raam ging staan. Hij heeft gewerkt in verschillende steden: Den Haag, Rotterdam, Antwerpen en Groningen. Hij kan werkomstandigheden en steden vergelijken. Maar de allerbelangrijkste mazzel voor Paul is Bas zelf. Als Bas de deur opendoet van het woonhuis waar hij achter het raam werkt, komt een vriendelijke bijna ministeriabele Haagse stem mij tegemoet. Bas glimlacht ontspannen. Door zijn hoge pumps steekt hij bijna tien centimeter boven me uit. Hij is mooi opgemaakt, draagt een kastanjebruine pruik, een kort zwart rokje en een zwarte beha. Door zijn ontspannen manier van doen heeft het onmiddellijk iets gewoontjes. Bas heeft geen "attitude".
We lopen door de nauwe gang van het jaren dertig huis naar Bas’ kamer. Die heeft veel weg van een eerste studentenkamer. Er is net ruimte voor een twijfelaar en een boekenkast. Voor het raam staat een grote draaistoel. Die kijkt uit op de Geleenstraat en de Hunsestraat. Samen vormen die een van de twee Haagse buurtjes met ramen. Bas biedt ons iets te drinken aan maar Paul wil Bas niet ophouden. Die werkt tenslotte. “Oh, ik ben hier vannacht tot een uur,” zegt Bas. “Ik heb wel tijd hoor”.
Werkkleding, of meer..
Ik wil een vraag stellen waar ik mee zit. Uit onderzoek naar transgender prostituees in Amerika komt naar voren dat ze vaak de prostitutie in gaan omdat het voor hun een plek is waar ze bevestigd worden in hun identiteit als vrouw. En dichter bij huis, toen ik zelf mijn coming out als transgender deed, maakte iedere man die mij als vrouw wel leuk vond, mijn hele dag goed. Hoe zit dat voor Bas als Travo? Is de travestie werkkleding, of is het meer?
“Ik vind het wel erg leuk als ze het mooi vinden, maar daarna is het wel erg fijn om gewoon in mijn eigen kloffie relaxed naar huis te gaan,” vertelt Bas. Hij praat even met Paul over de boekpresentatie, twee maanden eerder. Bas hoopt dat het boek het sekswerk wat gewoner zal maken. Dan vindt Paul het al weer tijd om weg te gaan. Hij wil me nog de Doubletstraat laten zien, de andere straat met ramen in Den Haag.
Gesloten circuits
Bas’ kamer is op een verdieping waar ook nog andere travo’s werken. Terug in de Geleenstraat wijst Paul me op een hoekje met ramen aan het begin waar transgender prostituees werken. Dan doet hij zijn baseballpetje op, zijn “veldwerkpet” zoals hij het noemt. Paul is antropoloog.
We lopen door naar de Doubletstraat. “Ik hou ervan om met mensen te praten,” vertelt Paul. “In contact komen met circuits waar je niet zo snel in komt, een positie verwerven in een vrij gesloten netwerk.. als antropoloog vind ik dat interessant.” Paul’s voornaamste instrument is zijn eigen betrokkenheid en interesse bij de mensen. “Als je duidelijk bent en oprechte belangstelling voor de mensen hebt, in hoe ze leven en werken… wat ze meemaken… dan openen mensen zich. Op een gegeven moment deed ik onderzoek naar jongensprostitutie. Ik wilde in contact komen met de Marokkaanse jongens rond het centraal station van Rotterdam. Ik heb me eerst laten voorstellen door iemand uit de drugshulpverlening die daar wat mensen kende. Zo van “dit is Paul, hij schrijft een boek over…” Daarna ben ik gaan rondhangen en met jongens op een bankje gaan zitten voor een gesprek. Als je nieuw bent, komen ze ook wel uit zichzelf naar je toe. Als je dan gewoon geïnteresseerd vraagt ‘hoe het toegaat’ krijg je echt van alles te horen.”
Paul met veldwerkpet in de Geleenstraat
Een Haagse nachttocht
Paul is in de jaren negentig in het veldwerk terecht gekomen in de jaren dat de aidsepidemie om zich heen greep. De overheid wilde niet alleen van migrantenmannen maar ook klanten van prostituees een beeld krijgen. Die moesten niet meer aandringen op seks zonder condoom. Paul ging meedoen aan uitdeelacties van gratis condooms onder klanten in raamstraten en op tippelzones. “In het Amsterdams mannencentrum organiseerden we ook gespreksavonden voor klanten. Mannen gaan meestal in hun eentje naar de hoeren. We boden klanten de ruimte daar met elkaar over te praten. Dat was het idee achter die avonden. Uit de bezoekers is toen de klantengroep Man en Prostitutie voortgekomen.”
In latere jaren kwam ook de transgender prostitutie in beeld. Vooral toen in 2006 de Haagse tippelzone gesloten werd. “Voor de druggebruikende vrouwen was toen een 24-uurs voorziening geregeld, maar voor de transgenders op de zone was er niets,” zegt Paul. “En dat waren er toch wel een stuk of 45. Bij Shop is er achteraf een artsspreekuur geregeld, maar dat werd toen niet bezocht.” Om weer zicht te krijgen op deze doelgroep heeft Paul in opdracht van de gemeente in 2007 onderzoek gedaan naar de aantallen, naar de behoeften en wensen van de transgender prostituees in de Haagse regio. Dat leidde tot het boek Transgenders en Prostitutie, een Haagse nachttocht.
Twee groepen
Uit Paul’s eerste onderzoek naar transgenders in de prostitutie blijkt dat er in de regio Den Haag onderscheid is te maken tussen twee groepen. “Er is het transseksuele en transgender circuit van ongeveer 42 personen, van wie velen latina zijn. Daarnaast is er een circuit waar het draait om travestie, fetisj-beleving en SM. Hierin zijn 17 prostituees actief van wie de meesten een Nederlandse achtergrond hebben.”
De behoeften van de twee groepen verschillen sterk. De transseksuele en transgender prostituees hebben vaak behoefte aan een goede en veilige werkplek, hebben weinig of geen opties om uit de prostitutie te stappen en willen graag Nederlandse taalles. De sekswerkers uit het travestie/fetisj en SM circuit hebben behoefte aan een ontmoetingsplek, aan begeleiding bij het vrouw-zijn en aan mogelijkheden om cliënten thuis te ontvangen.
Uitstapprogramma's
Paul ziet een belangrijke tekortkoming in de huidige hulpverlening. “De landelijke politiek richt zich bijna alleen op vrouwelijke prostituees. Op veel plaatsen kun je als transgender niet achter het raam werken. Bij de raamboten aan het Zandpad in Utrecht moet er ‘vrouw’ in je paspoort staan. Het is belangrijk dat er in uitstapprogramma’s ook wordt gekeken naar zaken waar een transgender mee te maken krijgt. Wat is er bijvoorbeeld nodig om hem of haar te reïntegreren in een werkplek buiten de prostitutie?” Paul vindt het ook belangrijk dat het outreachend werk onder TG sekswerkers blijft bestaan, evenals voor jongens/mannen. Je moet vertrouwen opbouwen. Transgenders vormen een schuwe groep. Zeker de latina’s onder hen zijn bijzonder mobiel, ze reizen wat af.”
De Geleenstraat
Foto: Johan Scholtens
Geen transgender
In 2009 kwam Paul Bas tegen. Met hem heeft hij vier uitgebreide interviews gehouden. Die gesprekken vinden we terug in Paul’s tweede boek over transgender prostitutie, dat meer specifiek over de travestieten gaat. “Ik ben wel mezelf, maar ik ben mezelf ook niet” Een dwarse kijk op diversiteit, gender en seksuele zelfbepaling.” In het boek komt Bas naar voren als een prostituee die heel bewust als travo achter het raam is gaan staan. Bas identificeert zichzelf als een homo jongen en een travo, niet als een transgender. De travestie is iets dat hij doet, het is geen deel van een transgender identiteit.
'Zijn' en 'Doen'
Voor Van Gelder is het belangrijk dat we niet automatisch aannemen dat mensen zich identificeren met wat ze doen. Zo identificeren veel jongens die in seksclubs werken, zich niet vanzelfsprekend als homoseksueel. “Identiteit betekent ‘zijn,’” schrijft Paul in zijn laatste boek. “’Zijn’ veronderstelt ook een tegenovergesteld ‘niet-zijn’. Man = niet-Vrouw en Hetero = niet-Homo.” Op die manier komen mensen in hokjes te zitten. ‘Doen’ daarentegen gebeurt in meervoud. ‘Doen’ biedt speelruimte voor variatie. Daarmee verdwijnt de noodzaak om mensen op grond van hun ‘niet-zijn’ te verminken of uit te sluiten. ‘Doen’ biedt ruimte voor tussenvormen en mengvormen. Wie doet, mag experimenteren, kan nieuwe stukken van zichzelf leren kennen en zal zich niet zo snel buitensluiten of afzonderen. Een overheidsbeleid dat zich ook richt op ‘doen’ in plaats van enkel op ‘zijn’, kan makkelijker rekening houden met alle mengvormen tussen man en vrouw, homo en hetero, zwart en wit, gelovigen en seculieren en singles en gehuwden,” vindt Van Gelder.
Maar is ‘doen’ niet een zwakke strategie als je jezelf als groep wilt emanciperen? Impliceert ‘doen’ niet dat je makkelijk anders kunt ‘doen’? Dan zou iemand tegen een travestiet gewoon kunnen zeggen “hé joh, even niet doen, hè!” Van Gelder is er zeker niet op tegen dat kwetsbare groepen zich doelbewust met een identiteit vereenzelvigen en zich organiseren. “Soms werkt ‘zijn’ beter dan ‘doen’ en omgekeerd. Je moet daar pragmatisch mee omgaan denk ik.”
Internet
De Doubletstraat ziet er wat shabbier uit dan de Geleenstraat/Hunsestraat. “Hier werken geen transgender prostituees,” vertelt Paul. Dat komt niet door de andere meiden die er werken. De raameigenaren bepalen wat voor meiden achter de ramen kunnen werken. Vroeger was er in Den Haag nog een derde raamstraat, de Poeldijksestraat; daar konden ook geen transgenders werken. Met de opheffing van de tippelzone is bovendien de jongensprostitutie grotendeels uit het Haagse Bos verdwenen. “De politie vraagt jongens die daar lopen tegenwoordig gelijk naar hun identiteitspapieren. Hebben ze nog boetes openstaan, dan moeten ze die betalen of ze worden meegenomen naar het bureau.” Met de opkomst van het internet zijn jongens/mannen voor zo’n 80 procent online gegaan. Maar op het internet is veel moeilijker te achterhalen wat er gebeurt.
Dubbel taboe
Een andere belangrijke drijfveer om naar het net uit te wijken ziet Paul in de legalisering van het prostitutiebedrijf in 2000. De bedoeling was dat het toezicht op prostitutie zou verbeteren, maar het omgekeerde gebeurde. “Iedereen moest belasting betalen. Aan clubs en privéhuizen werden bovendien hoge vergunningeisen gesteld. In mum van tijd zijn bijna alle jongensclubs verdwenen. Jongens willen niet met naam en toenaam geregistreerd staan. Zij hebben te maken met een dubbel taboe op prostitutie en op homoseksualiteit. Veel van die jongens zijn geen homo.”
Mensenhandelaren
Op dit moment is er een nieuwe prostitutiewet in behandeling in de Eerste Kamer. Volgens deze wet moeten alle prostituees zich registreren. Hiermee wordt het bestrijden van misstanden beoogt. Maar deze registratieplicht draagt voor de vrouwen ook allerlei risico’s in zich. “Loverboys of mensenhandelaren kunnen vrouwen er toe aanzetten om zich te registreren. Of vrouwen gedwongen worden is in een kort gesprek heel lastig te bepalen. Voor vrouwen maakt dat het moeilijker om later te zeggen dat ze onder dwang handelen. Je hebt jezelf toch geregistreerd?”
Een politieactie tegen vrouwenhandel in de Doubletstraat in april 2011. Hierbij voerde de politie gesprekken met 157 vrouwen, van voornamelijk hongaarse, bulgaarse en Zuid Amerikaanse afkomst. In de Doubletstraat werken geen transgender prostituees (foto: Hart van Nederland).
Greep kwijt
Mede door het sluiten van raamstraten en tippelzones wijken ook veel vrouwen uit naar het internet. Daar tiert de prostitutie nu welig op datingsites, chatboxen en profielsites. Het zicht op de prostitutie verduistert steeds meer. Politie, justitie en politici weten nu minder van wat er in de prostitutiebranche gebeurt dan in de jaren negentig. Toch worden de overheidsmaatregelen verder aangescherpt. Zo wordt met de nieuwe prostitutiewet de minimumleeftijd voor prostituees van 18 jaar naar 21 jaar verhoogd. Ook zullen klanten van niet-geregistreerde prostituees strafbaar worden. Paul: “De Nederlandse beleidsmakers stonden vroeger bekend om hun realistische aanpak. Nu zijn ze hard bezig om het zicht en hun greep op de branche kwijt te raken… Daar komt nog bij dat maatregelen te eenzijdig op vrouwen zijn gericht. Wat maatregelen betekenen voor transgenders en mannen wordt amper of niet in de besluitvorming meegenomen.”
Grenzen stellen
Voor de sector als geheel zou Paul graag willen dat er een meer pragmatisch beleid gevoerd wordt. “We moeten goed beleid maken voor wat we echt niet willen in de prostitutie. Misstanden moeten zeker worden aangepakt. Maar je ziet ook allerlei randvormen waar een benadering op maat nodig is. In deze crisistijd zie je bijvoorbeeld meer dat mannen met schulden zich aanbieden: Je mag alles met me doen. Iemand met zware schulden heeft meer behoefte aan schuldsanering dan aan een prostitutiewet.”
Maar Paul’s belangrijkste boodschap is dat beleidsmakers rekening moeten houden met de behoeften van de prostituees en met hun diversiteit. Laat ook transgenders, travestieten en mannen meepraten over beleid dat hun aangaat.
Familie
Niet alle behoeften van sekswerkers hebben direct met hun werk te maken. Terwijl Bas ons uitzwaait vertelt hij met veel plezier over de informele bijeenkomst die zijn vader, de dag na de officiële boekpresentatie, organiseerde voor familieleden en vrienden. “Een oom en tante kwamen er helemaal voor over uit Duitsland. Dat vond ik wel te gek,” zegt Bas. “Vooral omdat ze nu echt hele normale vragen stelden. Een tante vroeg me: Hoe laat begin jij nou, Bas? Het werd gewoon. Dat vond ik wel tof.”
Paul van Gelder (2011) “Ik ben wel mezelf maar ik ben mezelf ook niet.” Een dwarse kijk op diversiteit, gender en seksuele zelfbepaling. Utrecht: Uitgeverij De Graaff. ISBN 978-90-77024-61-4