Kris van der Veen over de Transgender Gedenkdag in Groningen
Tweehonderdvijfenzestig
De jaarlijkse Transgender Gedenkdag vond vorige week plaats in Groningen. Op die dag worden wereldwijd transgenders herdacht die in het afgelopen jaar vanwege hun genderidentiteit zijn vermoord. Kris van der Veen, die de dag als voorzitter van Stichting LGBT organiseerde, beschrijft de indruk die de avond op hem achterliet. Ook vertelt hij over zijn motivatie om zich als niet-transgender homoseksuele man in te zetten voor transgenderrechten.
Ik nam plaats achter het katheder in de Der Aa-Kerk. Pas toen drong het tot me door: het is nogal wat. 265 transgenders vermoord in één jaar tijd. Mogelijk zelfs het topje van de ijsberg. In de dagen en weken voorafgaand aan die zaterdag 24 november had ik me vooral beziggehouden met de organisatie van de dag. En hoewel ik me uiteraard bewust was van de reden van die dag, namelijk de herdenking van transgenders die het afgelopen jaar zijn vermoord, drong het niet goed tot me door. Of wilde ik niet dat het tot me doordrong. Tot ik daar stond, en vertelde over Marsha P. Johnson, een Amerikaanse activiste voor gelijke rechten uit de jaren 60-90 van vorige eeuw. In juli 1992 vond de politie haar dode lichaam in de Hudson River, New York City. Dat is twintig jaar geleden. En nu, twintig jaar later, vertelde ik dat er het afgelopen jaar tweehonderdvijfenzestig transgenders zijn vermoord. Tweehonderdvijfenzestig.
De melancholieke tonen van River of Sorrow van Antony & The Johnsons maakten zich van mij meester, en van de avond. Met zo’n tachtig mensen hoorden we, in het licht van fakkels en een bijna volle maan, de namen van hen die hier niet meer zijn. Velen zonder naam, zomaar ergens gevonden.
Sinds twee jaar ben ik betrokken bij Stichting LGBT Groningen, waar subsidie voor de emancipatie van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders is ondergebracht. Begin dit jaar maakten we het boekje iGender: een website en boekje met portretten en rubrieken. iGender wil het gesprek over mannelijkheid, vrouwelijkheid en genderdiversiteit aanzwengelen en mensen een spiegel voorhouden. Met name op scholen en plekken waar jongeren komen, vandaar ook de ‘hippe’ uitstraling van het boekje.
De vraag om de Transgender Gedenkdag te organiseren kwam ongeveer zes weken voor de 24e november bij ons terecht. Ondanks het korte tijdsbestek had ik er vertrouwen in dat we met al ons bestaande materiaal, zoals iGender en de Gendermonologen, een mooie dag konden samenstellen. Goede contacten met transgenderorganisaties, individuele transgenders en andere mensen die zich vanuit hun persoonlijke interesse begaan voelen met het onderwerp hebben de dag tot een succes gemaakt.
Ook zelf word ik vanuit mijn persoonlijke achtergrond gedreven om me voor dit onderwerp in te zetten. Mijn persoonlijke drijfveer ligt verscholen in de vraag hoe mannelijk en hoe vrouwelijk je mag zijn: van jezelf, of van de ander. Deze vraag wordt nog te weinig gesteld. De vraag brengt me terug in mijn jeugd: de ervaring van aanhoudende pesterijen. Ik voldoe volgens mij niet aan de norm die heerst voor ‘mannelijkheid’.
Daarnaast raken de verhalen van vele transmannen en transvrouwen me. Ik voel dan ook een grote behoefte om de barricades voor en met hen op te gaan. Knokken voor gelijkheid. Voor gelijke kansen en gelijke rechten. In dat opzicht inspireerde Marsha P. Johnson mij enorm. Die gevoelens van activisme en idealisme maken dat ik een dag als de 24e november maar al te graag organiseer. En de gezamenlijkheid die daar uit voortvloeit heeft gemaakt dat de Transgender Gedenkdag een warme, intieme en indrukwekkende avond is geworden. Dank aan iedereen die er was!