Column
Voetbalvader
‘Papa, in welke F zat jij?' Nu de zomervakantie is afgelopen, nadert een historisch moment: mijn zoon mag naar de F7. Twee jaar lang heeft hij met de mini's gevoetbald in de gymzaal van school. Elke zondagochtend was dat een feestje voor vader en zoon. Maar nu gaat het serieuze werk beginnen: met de F'jes op een echt grasveld tegen een echte tegenstander spelen.
In welke F zat ik zelf? Zo'n vraag brengt me in verlegenheid. Meer dan toen ik de vraag kreeg of ik vroeger in het Nederlands elftal had gespeeld. Inmiddels heeft hij door dat je dan héél goed moet zijn en accepteert hij een vader in de subtop.
In mijn tijd waren er nog geen mini's, maar wel F'jes. Mijn broer met wie ik dagelijks op straat voetbalde, naderde de vereiste leeftijd. Ik was een jaar jonger en vroeg aan mijn moeder: ‘Mag ik op voetbal?' Een retorische vraag, want ik wist dat het niet kon. Terwijl mijn broer in een sportzaak zijn clubtenue mocht passen, trapte ik een eenzaam balletje voor de deur van onze flat. De jaren daarna ben ik welgeteld eenmaal mee geweest naar een wedstrijd van mijn broer. Ik weet nog hoe ik me langs de lijn afzonderde en vermeed om ook maar iemand in de ogen te kijken. Bang dat diegene de pijn in mijn blik zou zien.
Op mijn zestiende stond ik toch nog op een voetbalveld, als onhandige en gesloten tiener in een elftal met volwassen vrouwen. De emancipatie was doorgedrongen in de voetballerij. Mijn ongemakkelijkheid in de kleedkamer wedijverde met mijn sprakeloosheid bij alle onderlinge gesprekken, of het nu ging over voetbal, maandverband of het gezinsleven van de voetbalsters die merendeels moeder of zwanger waren. Uit mij kwam geen woord, en ze moeten me een rare snoeshaan hebben gevonden. Ik heb het competitieseizoen uitgezeten, met momenten van stille trots als ik, meestal tijdens een training, mijn straatvoetbaltrucjes weer in de benen kreeg en de dames links en rechts passeerde. In de wedstrijden scoorde ik nu en dan, maar maakte ik me doorgaans vooral onzichtbaar. Mijn voetbalcarrière eindigde even abrupt als hij was begonnen.
Aan mijn zoon heb ik uitgelegd dat ik wat ouder was dan hij toen ik bij een club ging voetballen. Over de reden waarom ik niet tot de F'jes werd toegelaten zal ik hem ook informeren. Het zal niets veranderen aan mijn status van voetbalvader, want dat is wat telt voor een zevenjarige.
Daarom ben ik niet treurig op dit soort momenten. Hoogstens even in verwarring, een tikje weemoedig, en weer in het nuchtere besef van de staat der dingen. Ik verheug me intens op zijn eerste echte wedstrijd, met de andere vaders en moeders langs de lijn, in stilte genietend, of misschien wel luid roepend: ‘Kom op, je kan het!'