Alice Verheijwetenschap, 13 april 2007

Verslag studiedag 23 maart 2007

VU wil betere samenwerking met de GGZ

Het Kenniscentrum Genderdysforie van het Amsterdamse Genderteam organiseerde op 23 maart de studiedag ‘Genderdysforie en de GGZ’. Het doel van de dag was om reguliere hulpverleners te betrekken bij de transgender-zorg in Nederland. Alice Verheij, organisatiekundige en promovenda op de zorg bij genderdysforie, brengt verslag uit.

Professor Cohen-Kettenis, hoofd van het Genderteam in het VU-medisch centrum opent de studiedag. In haar inleiding vertelt zij dat het Genderteam intensiever wil samenwerken met andere professionals in de zorg. Immers, voorafgaand aan een medische behandeling zoeken transseksuele cliënten vaak hulp in de eigen regio om hun genderprobleem te bespreken. Ook tijdens en na een eventuele medische behandeling hebben zij soms psychologische of psychiatrische zorg in de eigen omgeving nodig.
Dat het team er intussen aardig in geslaagd is haar netwerk uit te breiden, blijkt uit de bezoekers. Van de ongeveer zeventig aanwezigen zijn er zo’n twintig werkzaam bij GGZ-instellingen, een flink aantal werkt in de jeugdzorg en een vijftiental bestaat uit vrijgevestigde psychologen en psychiaters. Ook Humanitas is, net als de VU zelf, goed vertegenwoordigd. Maatschappelijk werkers ontbraken helaas.
Professor Cohen melde een paar interessante nieuwtjes. Zo heeft het VU-mc een transitiepoli opgezet voor adolescenten. Ook wordt er een imaging-onderzoek gedaan naar de hersenontwikkeling van adolescenten die met puberteitsremmers behandeld worden. En wordt onderzocht wat de gevolgen zijn van langdurige behandeling met hormonen bij oudere transseksuelen na hun geslachtsverandering.
Tot slot doet het Genderteam mee met een vergelijkend onderzoek van de diagnostiek in Nederland, België, Duitsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Redenen hiervoor zijn onder meer de dilemma’s in de genderbehandeling , zoals de capaciteitsproblematiek en veranderende ideeën rond de behandeling van transgenders.

Hulpvraag neigt naar continuum

Luk Gijs, onderzoeker bij het Genderteam, bespreekt het dilemma van de volwassenenbehandeling: het protocol. De Nederlandse genderteams hanteren bij de behandeling van cliënten met genderdysforie de Standards of Care van de Harry Benjamin International Gender Dysphoria Association. Dit protocol richt zich op volledige geslachtsverandering en dus op transseksuelen. Het is op dit moment de enige weg waarmee binnen Nederland geslachtsverandering mogelijk is. Bovendien voorkomt het protocol dat er foutieve diagnoses en onterechte behandeling plaats vindt.
Maar, hoe nuttig het protocol ook is, het is bepaald niet zo dat er geen vuiltje meer aan de lucht is. De tevredenheid onder de behandelde cliënten is hoog, maar het protocol sluit ook een flink aantal cliënten uit van behandeling. En dat drukt zich niet uit in de tevredenheidscijfers. Hoe moet het Genderteam bijvoorbeeld omgaan met mensen die slechts gedeeltelijke behandeling willen? Wel hormonen, geen operatie? En hoe zit het met de zogenoemde spijtoptanten? Deze groep leeft met de gevolgen van mogelijk een inadequate diagnose, heeft ontgoochelende ervaringen opgedaan in de sociale transitie, of lijdt onder tegenvallende resultaten van operaties. En dan is er nog het relatief hoge percentage mensen dat met meervoudige problematiek te maken heeft.
Meer filosofisch zijn er ook dilemma’s rond het genderdichotome denken. Moeten we uit blijven gaan van twee seksen of is er sprake van een continuüm? Volgens Luk Gijs neigt de hulpvraag naar het laatste. Het behandelprotocol is echter nog steeds gericht op een tweedeling en is daarmee te beperkt geworden. Het huidige psychopathologische model houdt geen rekening met diversiteit en heeft geen aandacht voor sociale acceptatie. Er moet dus meer aandacht komen voor welzijn, sociale participatie, relaties en seksualiteit. In dat verband is het interessant om te constateren dat op deze dag de maatschappelijke zorg volledig buiten beeld bleef. Vertaling naar de praktijk is helaas nog ver weg.

Voorzichtige stappen

Kees van de Rhee van PsyQ, onderdeel van de Parnassia Groep uit Voorburg, bespreekt vervolgens zijn ervaringen met een nieuw zorgprogramma. Het aantal transgenders dat PsyQ begeleidt, is nog bijzonder laag. Toch is het goed te horen wat voor zorg een regionale zorgaanbieder kan geven. Zo biedt PsyQ gesprekken gedurende de coming out. Hoe ga je om met je nieuwe identiteit? Hoe communiceer je die naar je familie, vrienden en je werkomgeving? Hoe ga je in het dagelijks leven om met pesten en discriminatie? Als er sprake is van een crisis betrekt PsyQ ook de partners en familie bij de gesprekken. Deze diensten levert PsyQ aan homoseksuelen en andere minderheden en in nog maar heel beperkte mate aan transgenders.

Tijdens de workshops worden een aantal cases behandeld met als doel de aanwezige GGZ-ers te confronteren met de complexiteit van de zorgvraag en de behandeling. Aan bod kwamen dilemma’s uit de jeugdhulpverlening en, alweer, de verschuiving in de maatschappij van genderdichotomie naar genderdiversiteit. Als men deze verschuiving accepteert, zal er veel veranderen in de hulpverlening. De grootste zorg is misschien nog wel dat de behandelcapaciteit van het team onvoldoende zal blijken. Men heeft duidelijk het gevoel niet anders te kunnen dan voorzichtige stappen te zetten. Ook in de workshops blijkt dus dat de behandeling op dit moment gericht blijft op cliënten die een volledige geslachtsaanpassing wensen.


Alice Verheij doet een promotieonderzoek aan de Radboud universiteit naar de volwaardigheid en toegankelijkheid van de zorg bij genderdysforie, kijk op haar website.