Ton van den Bornachtergrond, wetenschap, 24 april 2023

Magnus Hirschfeld en Harry Benjamin

De vaders en hun erfenis

Magnus Hirschfeld en Harry Benjamin zou je de vaders van transgender-zijn kunnen noemen. Hirschfeld was in 1919 de oprichter van het instituut voor seksuologie in Berlijn en Benjamin was vanaf 1966 bepalend voor behandelprotocollen van transgender personen. Wie waren zij en wat is hun erfenis?

Magnus Hirschfeld (1868-1935) en Harry Benjamin (1885-1986), een student bij Hirschfeld, kenden elkaar uit Berlijn. Daar kwamen ze in kroegjes geregeld met homoseksuelen en trans mensen in contact. Benjamin emigreerde naar de VS en Hirschfeld bezocht hem begin jaren 30 daar.

Hirschfeld richtte in 1919 in Berlijn het eerste instituut voor seksueel onderzoek ter wereld op. Hier werd het eerste wetenschappelijke rapport over transgenderoperaties gepubliceerd.

De arts en seksuoloog stelde dat het aantal echte en denkbare geslachtsvarianten haast eindeloos was. Hij was dus niet zo’n binaire denker zoals die later, in de VS en ook elders dominant zouden worden. Elk individu heeft een mengeling van mannelijke en vrouwelijke substanties, schreef Hirschfeld. Je zult niet twee mensen tegenkomen waarbij deze mix helemaal overeenstemt.

Hij constateerde op basis van zijn onderzoek, observaties en vragenlijsten dat geslachtscategorieën ‘slechts abstracties’ waren. Mensen waren volgens hem ook seksueel allemaal tot op zekere hoogte tussenvormen.

Heel anders dan Freud bijvoorbeeld. Freud en zijn volgelingen geloofden niet in transgender mensen. Dat waren in hun ogen verkapte homoseksuelen. De belangrijkste beweegreden voor travestie bijvoorbeeld zou volgens de aanhangers van Freud en Freuds psychoanalyse simpelweg die homoseksualiteit zijn. Voor Freud wordt genderidentiteit helemaal bepaald door de aan- of afwezigheid van een penis. Een transgender persoon ontkent in zijn ogen de werkelijkheid. Freudianen spraken verder over castratieangst en over moeders die mannen haten en daarom hun zonen zouden vervrouwelijken.

Totaal anders

Hirschfeld realiseerde zich met al zijn contacten en gesprekken met transgender mensen dat het totaal anders lag. Maar Freud en zijn psychoanalyse zouden nog zeker tot in de jaren 70 in Europa en de VS dominant zijn.

Hirschfeld was zijn tijd ver vooruit. Hij beschreef bijvoorbeeld ook travestie – hij gebruikte het woord ‘transvestie’. Hij zag dat eerder als een neiging dan een categorie. Maar een van de nadelen van de term, zo schreef hij, was dat deze alleen de buitenkant beschrijft, terwijl het innerlijk juist grenzeloos is.

hirschfeld1.jpg

Hij bleef zich onvermoeibaar inzetten voor seksuele minderheden, tra(ns)vestieten en al zijn cliënten. Faludi beschrijft hem als homoseksueel en feminist, en als wetenschapper, arts, socialist, pacifist en seculiere Jood. Geen categorieën waar hij zich sterk mee vereenzelvigde; hij noemde zichzelf liever panhumanist.

Hirschfeld was meer geïnteresseerd in het bevrijden van mensen zodat ze uitdrukking aan hun eigen seksualiteit konden geven dan in definitief vaststellen tot welke van de twee seksen patiënten behoorden.

In de jaren van de Weimar-republiek kon Hirschfeld zijn gang gaan. Maar op 6 mei 1933, drie maanden nadar Hitler kanselier was geworden, kwamen honderden nazi-jongeren naar Hirschfelds instituut, sloegen er alles kapot en namen boeken en dossiers in beslag. Ruim 20.000 boeken werden een paar dagen later in brand gestoken. De verwoesting van zijn levenswerk was een zware klap voor Hirschfeld die toen in Frankrijk was. Ze hadden hem al eerder bedreigd en aangevallen. (Lees het artikel van Tammie Schoots op OneWorld.)

Zijn collega’s, deels Joods, moesten vluchten of werden later waarschijnlijk vermoord in concentratiekampen. Hirschfelds Duitse nationaliteit werd hem kort daarna afgenomen. En hij stierf een jaar later, 76 jaar oud, aan een hartaanval.

Meer binair

Een sprong in de tijd. Benjamin was in 1952 67 jaar oud toen hij het verhaal van Christine Jorgensen hoorde, de eerste wereldwijd bekende en geopereerde transgender persoon. Benjamin schreef haar en bood zijn hulp aan. Hij vertelde dat hij als endocrinoloog al vaak mensen in zijn dokterspraktijk had gezien met ‘geslachtsverwarring’.

In 1966 publiceerde Benjamin ‘The transsexual phenomenon’. Benjamin definieerde of herdefinieerde transgender-zijn en beschreef de ‘behandeling’; de zorgstandaard van Benjamin. Dat bevrijdde transgender mensen van de psychoanalytische ‘onderdrukking’.

Benjamin onderscheidde een classificatiesysteem voor zijn cliënten van ‘pseudotravestiet’ tot ‘ware transseksueel / hoge intensiteit’. Bij een waar MtF-persoon bijvoorbeeld had die persoon het gevoel gevangen te zitten in een mannenlichaam.

Deze persoon zou zich dan ook eerder aangetrokken voelen tot mannen. Maar de opvatting toen en nu is wel dat genderidentiteit weinig te maken heeft met ‘erotische impulsen’. Het staat los van seksuele geaardheid. Transgender personen raken niet seksueel opgewonden van travestie.

In lijn met zijn classificatie vond Benjamin dat je behandeling op maat moest bieden. Dus sommige transgender personen waren gebaat bij een gedeeltelijke behandeling. Daarmee was hij eigenlijk al verder dan veel genderteams nu.

Hij stelde dat zijn categorieën benaderingen waren, maar zijn lossepolstaxonomie (term van Susan Faludi, In the darkroom) werd voor zijn opvolgers in Amerikaanse genderidentiteitsklinieken (waarvan het aantal hard groeide in de jaren 70) standaard. Ze hadden het bijvoorbeeld over een ‘cultureel geaccepteerde genderrol’. Cliënten moesten ‘getraind worden’ in conventionele genderstereotypes. Dus waar Benjamin eerst geslacht nog zag als een complexe verscheidenheid, zoals Hirschfeld, veranderde dit langzamerhand naar een meer binaire benadering.

Benjamin begon het ook steeds belangrijker te vinden dat transgender mensen voor ‘normaal’ doorgingen. Dat hield in dat ze zich geheel en al moesten schikken in de genderrol van het wensgeslacht. Was dat niet het geval, dan accepteerden hij en zijn opvolgers mensen niet als cliënt. Het schijnt dat Benjamin nogal pronkte met zijn transgender vrouwen; hij sprak over ‘mijn meisjes’.

Zelfbeschikking

De zorgstandaard en protocollen waar Harry Benjamin in 1966 de basis voor legde, hebben tot in onze 21e eeuw nog veel invloed gehad. Ook voor ons beroemde Dutch Protocol (met inzet van puberteitsblokkers). Namelijk dat je hormoontherapie moet hebben gedaan, minstens een jaar in de rol van je wensgeslacht moet hebben geleefd en een deskundigheidsverklaring moet overleggen voor een geslachtsaanpassende operatie.

Maar zoals Susan Faludi schrijft in ‘In the darkroom’ (het boek over haar transgender vader): de diagnose steunt geheel op het verhaal van de patiënt. Of eigenlijk, de consistentie en overtuiging in dat verhaal. ‘Het symptoom voor transseksualiteit is dan iemands levensverhaal.’

Het begint nu hier en daar te veranderen. Het binaire kader wordt langzamerhand verlaten - misschien keren we hierin wel enigszins terug naar 'de vaders' - en er lijkt meer mogelijk in genderexpressie. In zeker tien of twaalf landen ter wereld is zelfbeschikking geregeld, hopelijk in Nederland binnenkort ook. Dat houdt in dat een transgender persoon zelf kan bepalen waar deze staat in diens gender.

Dus zonder diagnose op basis van allerlei vooronderstellingen en vooroordelen. En ook, zonder de weg via de ‘echokamer van cliënten’ (Faludi). Want die cliënten weten en wisten wat ze moesten zeggen en wat artsen wilden horen opdat ze werden erkend als transgender persoon die in aanmerking zou komen voor behandeling en operatie.

En wat misschien nog wel belangrijker is, een geslachtsaanpassende operatie is geen vereiste meer. Je gender wordt immers niet bepaald door de geslacht. Oké, een operatie kan genderdysforie flink verlichten, maar het is niet per se een wondermiddel. Voor transgender mensen is er toch vaak veel meer dan dat aspect wat hun welzijn en acceptatie bepaalt.  

faludi1.jpg

Aanvulling:

Sandy Stone vroeg zich af in The empire strikes back: a posttransexual manifesto (1987) - geciteerd in In de donkere kamer, boek van Susan Faludi uit 2016: ‘Als je je lichaam zo veranderde dat het aansloot bij het geslacht dat je jezelf toedacht, conformeerde je je dan aan bekrompen, seksistische concepties van vrouwelijkheid en mannelijkheid, of kon je met de aanpassingen suggereren dat biologie niet je levenslot hoefde te zijn en dat met ‘trans’ niet alleen het oversteken van de grens tussen de geslachten kon worden bedoeld, maar ook het transcenderen van de gedachten in hun geheel?’

Ze wees dat binaire denken af en riep transgender mensen op “hun ware levensverhaal in ere te herstellen en het in te zetten tegen de betonnen muur van de gendertweedeling. Verantwoordelijkheid te nemen voor hun hele geschiedenis en hun leven niet uit te drukken als een reeks van doorhalingen. (..) Dat kunnen ze bewerkstelligen door trots te zijn op de verschillen en gebruik te maken van de kracht van het hervormde en herbeschreven lichaam.”

Misschien is dat nu makkelijker dan pakweg dertig jaar geleden. Dat transgender mensen zichzelf dus niet per se definiëren als man of vrouw, maar als iets ertussenin, of als vertegenwoordigers van een onbepaald of meervoudig geslacht, dat zuiver door het bestaan ervan al een bedreiging vormt voor de fundamentele bouwblokken van een wereld die zich beperkt tot twee geslachten.